Deze vertelschets gaat over Lukas 14:15-24 en hoort bij les A1.33 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Lukas 14:15-24
Context
In Lukas 14:1 lezen we al dat de farizeeën Jezus nauwlettend in het oog houden. Zij moeten niet veel van Hem hebben. Zij zoeken iets om Hem te beschuldigen.
Desondanks schroomt Christus niet op de sabbat opnieuw een zieke te genezen (vers 1-6). Ook stelt Hij de wedijver van de genodigden om de beste plaats aan tafel onder scherpe kritiek (vers 7-11). Vervolgens gaat Hij kritisch in op de wijze waarop zij hun gasten selecteren (vers 12-14).
Kerntekst
Lukas 14:23 Ga uit in de wegen en heggen; en dwing ze in te komen, opdat mijn huis vol worde.
Doelstellingen
- De kinderen ontdekken dat de Heere Jezus gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat verloren is.
- Ze leren dat ook zij alleen door de Heere Jezus gered kunnen worden.
- Ze geloven dat Hij ook hen roept om te komen tot het Koninkrijk van God.
Zingen
- Psalm 33:6,9; 89:7,8
- ZB - Gij die van God zijt afgedwaald / Welzalig de man die niet wandelt / Wees ook jij een discipel / Heer’, wees mijn Gids
Geloofsleer
- HC zondag 11 - Jezus, de Zaligmaker
- DL 2, 5-7 - De belofte, schuld en genade
- DL 2, 8 - Gods werk is niet te keren
Introductie
Neem een blad papier en vertel dat je een feestje gaat houden. Je moet eerst een lijst opstellen van wie er allemaal mogen komen. Noem fictieve namen, op een vragende toon, maar wimpel iedereen meteen af omdat er aan iedereen wat mankeert.
Lees aan het eind uit de Bijbel Lukas 14:12-14. Vraag: ‘Wat is het verschil tussen deze teksten en wat ik net zei?’
Beginzin
De genodigden hebben het van de Heere Jezus gezien en gehoord. Jezus vertelt precies wie ze uit moeten nodigen voor hun feesten. Iemand van hen neemt het woord: ‘Zalig is hij die brood eet in het Koninkrijk van God.’ Daar zal het pas echt feest zijn!
Vertelschets
- De eeuwige vreugde bij de Heere wordt in Gods Woord wel vaker vergeleken met een feestmaal of een bruiloftsmaal. De Heere Jezus gebruikt deze vergelijking ook in de gelijkenis die Hij hier zal vertellen.
- Verlang jij er weleens naar om aan te zitten in dat Koninkrijk van God? Om voor altijd bij de Heere te mogen zijn?
- Waarom zegt deze man dat hij die brood eet in het Koninkrijk van God zalig is? Gaat hij er van uit dat hij in het Koninkrijk Gods aanwezig zal zijn? In Zijn gelijkenis zet Christus die vanzelfsprekendheid op losse schroeven.
- De Heere Jezus vertelt van een man die een grote feestmaaltijd klaar laat maken. Vele mensen worden uitgenodigd om te komen.
- Ruim van tevoren krijgen de gasten een uitnodiging; iedereen kan zorgen dat hij voorbereid is om naar het feest te gaan. Wanneer de maaltijd in gereedheid is gebracht, haalt een knecht de genodigden op: ‘Komt, want alle dingen zijn nu gereed.’
- Weet jij dat jij vandaag ook uitgenodigd wordt? Genodigd om tot de Heere te komen? Weet je niet hoe dat moet? Vraag Hem, Hij wil je de weg wijzen. Hij trekt!
- Maar wat gebeurt er? De ene na de andere genodigde laat weten dat hij niet komt.
- De één zegt dat hij hoognodig naar zijn pasgekochte akker moet. Alsof hij het land nog niet goed heeft bekeken voordat hij het kocht. Toen is hij er overheen gelopen, heeft gekeken of er veel stenen in de akker lagen, of het vruchtbare grond was. Pas daarna heeft hij de koop gesloten.
- De ander zegt dat hij geen tijd heeft. Hij heeft pas vijf juk ossen gekocht. Nu wil hij eens uitproberen hoe goed hij hiermee kan ploegen. Zou dat niet kunnen na afloop van het feestmaal?
- Een derde verontschuldigt zich omdat hij nog maar net is getrouwd. Alsof hij daarom nu niet komen kan…
- Al deze mensen hebben een uitnodiging gekregen, maar hun antwoord is: ‘nee’.
- Denk goed na over jouw oordeel over deze mensen, want wat is jouw antwoord op de uitnodiging? Waar heb jij het te druk mee? Wat staat jou in de weg om te komen?
- Gelukkig staat het de Heere niet in de weg, Hij trekt, ‘krachtdadig en onwederstandelijk’. Ben je onwillig? Hij zorgt dat je graag wilt. Hij is sterker dan al jouw tegenstribbelen.
- De gastheer begrijpt heel goed wat die uitvluchten betekenen. De genodigden hebben geen zin om te komen. Zij vinden hem blijkbaar niet belangrijk genoeg. Zij geven niets om hem. De beledigingen maken hem ontzettend boos.
- En toch, hij laat zijn feestmaal niet voorbij gaan. Als de genodigden niet willen komen, dan zullen anderen hun plaatsen innemen.
- Opnieuw krijgt zijn knecht de opdracht om erop uit te trekken. Nu niet meer naar hen die zichzelf zo belangrijk vinden. Nu naar de armen en verminkten en kreupelen en blinden.
- Hier ligt een duidelijke verwijzing naar het gesprek dat de Heere Jezus met de Farizeeën had en waar Hij hen aanspoorde niet hun welgestelde vrienden, maar de armen en gehandicapten welkom te heten.
- De knecht heeft gedaan wat hem is bevolen. Overal in de stad is hij geweest. Maar er is nog steeds plaats in de zaal. Dan moet hij er opnieuw op uit. Nu moet hij de gasten zelfs buiten de stad zoeken: in de wegen en heggen. Iedereen die hij kan vinden, moet komen. Zijn uitnodiging mag niet een vrijblijvend verzoek blijven. Hij moet hen dwíngen om in te gaan. Want het huis moet vol worden.
- Het gaat niet om een vriendelijk advies of om een mooie uiteenzetting. Het gaat om het bevél van geloof en bekering, in de Naam van de Heere! In de Bijbel lees je heel vaak: ‘Bekeert u’, dat is een bevel.
- En de oorspronkelijk genodigden? Zij mochten komen, maar zij wilden niet. Nu is het voor hen te laat. Niemand van hen zal aan de maaltijd van de gastheer meedoen.
Slotzin
Christus zegt: ‘Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen, en zullen met Abraham en Izak en Jakob aanzitten in het Koninkrijk der hemelen. En de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn en knersing der tanden.’ (Mattheüs 8:11,12)
Gesprek
- Lees met elkaar: Jesaja 25:6-9, Matthëus 25:1-13 en Openbaring 19:6-10 (je kunt deze Bijbelgedeelten via bijvoorbeeld www.statenvertaling.info kopiëren). Waar gaat het in deze Bijbelgedeelten over en wat heeft dat jou en mij te zeggen?
- Wie zou bedoeld worden met de man die een feestmaaltijd klaar laat maken?
- Hoe zit dat met het bevel je te bekeren? Dat kun je toch niet?
- Hoe ga jij om met en hoe praat jij over zwervers, allochtonen, gehandicapten?
Samenvatting
De Heere Jezus is uitgenodigd voor een maaltijd bij een overste van de farizeeën. Eén van de andere gasten zegt tegen Hem: 'Zalig is hij die brood eet in het Koninkrijk Gods.' Als antwoord vertelt de Heere Jezus een gelijkenis. Iemand bereidt een grote maaltijd en nodigt veel gasten uit. Net voordat de maaltijd zal beginnen, stuurt hij zijn knechten erop uit om de gasten te gaan halen. Alle gasten blijken echter een reden te hebben waarom ze niet kunnen komen: een net gekochte akker, nieuwe ossen of ze zijn pas getrouwd. Als de gastheer dit hoort, wordt hij heel boos. Hij stuurt zijn knecht opnieuw de stad in en hij moet allen die hij tegenkomt uitnodigen voor het feestmaal. Vele armen, kreupelen, blinden komen en nog is er plaats. Dan moet de knecht zelfs de heggen en steggen in om de mensen uit te nodigen. De zaal moet vol worden! Dat gebeurt, maar niet één van de mensen die het eerst uitgenodigd waren, is aanwezig.
Vragen
- Wat heeft deze gelijkenis te zeggen tegen de man die Jezus een vraag stelde?
- Wie worden bedoeld met de armen, blinden en kreupelen?
- Welke les leer jij uit deze gelijkenis?