Deze vertelschets gaat over Genesis 2:15-25 en hoort bij les C1.3 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Genesis 2:15-25
Context
De Heere heeft de hemel en de aarde nog maar net geschapen. Het licht en de lichtdragers, de planten, bomen, bloemen, dieren, heeft Hij gemaakt. Als laatste schiep God de mens uit het stof van de aarde. De Heere plaatst de mens in de hof van Eden. Hij krijgt de opdracht om voor de hof te zorgen. Ook al heeft de Heere de schepping volmaakt geschapen, toch heeft deze zorg nodig. De Heere gebruikt de mens om die zorg te geven.
Kerntekst
Genesis 2:15 Zo nam de HEERE God de mens en zette hem in de hof van Eden, om die te bouwen en die te bewaren.
Doelstellingen
- De kinderen zien dat de Heere de schepping aan de mens gegeven heeft om daarover te heersen en ervoor te zorgen.
- De kinderen weten dat de Heere heeft gewaarschuwd om Hem te gehoorzamen
- De kinderen zien dat de Heere een man en een vrouw bij elkaar brengt.
Zingen
- Psalm 8:4-7,9; 33:6,7
- UMK - De eerste mensen in de Hof van Eden
Geloofsleer
- HC vraag 6 - Hoe God de mens schiep
- HC zondag 9 - Het geloof in de Schepper
- HC zondag 10 - Gods voorzienigheid
-
Introductie
Verzamel van tevoren wat platen waarop (wilde) dieren te zien zijn. Zoek ook een paar foto’s van mensen.
De Heere maakte alles. Kun je er iets van noemen (Ga in op een antwoord als: ‘de dieren’ of ‘mensen’)? Welke dieren maakte de Heere? Ben je wel eens in een dierentuin geweest? Welke dieren zag je? Was je er bang voor? Waarom?
Zijn deze dieren ook door de Heere gemaakt? Zijn ze gevaarlijk? Waarom? Zijn deze mensen ook door de Heere gemaakt?
Ik ga nu een verhaal vertellen waarin je hoort dat de Heere voor de mensen zorgt. Aan het einde van het verhaal vraag ik aan je hoe je weet dat de Heere in dit verhaal voor Adam zorgde.
Beginzin
Door de hof van Eden loopt een man. Het is Adam. De Heere heeft Adam gemaakt.
Vertelschets
- De Heere heeft Adam in de hof van Eden geplaatst. Dat is een heel mooie tuin. Adam kijkt om zich heen. In de tuin bloeien bloemen in allerlei kleuren. En wat ruiken ze lekker! Er staan ook mooie bomen in de tuin. Sommige bomen hebben bloemen. In andere bomen hangen vruchten.
- De Heere heeft gezegd: ‘Adam, jij mag voor al die mooie bomen en bloemen zorgen.’ De Heere zei ook: ‘Adam, in de bomen hangen lekkere vruchten. Daar mag je van eten!’ Adam eet van de appels die in de bomen hangen. Hij eet van de aardbeien en van alle andere vruchten die de Heere God heeft gemaakt.
- Dan komt Adam bij een andere mooie boom in de tuin. Er hangen ook vruchten in. Maar van deze boom mag Adam niet eten. Waarom niet? Adam denkt aan wat de Heere zei: ‘Van iedere boom mag je eten. Maar niet van de boom der kennis des goeds en des kwaads. Als je toch van die boom eet, dan mag je niet blijven leven. Dan moet je sterven!’ Adam weet dat nog goed.
- De Heere komt bij Adam. Hij praat met hem. Wat is dat fijn! Adam is niet bang voor de Heere. Dat komt omdat Adam geen verkeerde dingen heeft gedaan. Adam heeft een hart dat heel veel van de Heere houdt. ‘Adam’, zegt de Heere, ‘op de aarde heb ik een heleboel dieren geschapen (Wijs de dieren op de platen aan, maar benoem ze niet). Ik wil dat jij deze dieren een naam geeft. Ze zullen zo heten als jij ze noemt. Ik breng alle dieren bij je.’
- Nu krijgt Adam het druk. De Heere brengt steeds twee dieren bij hem. Adam ziet twee kleine diertjes. Ze zijn zwart en hebben kleine pootjes. Adam ziet dat de diertjes hard kunnen lopen en hard werken. Hoe zal hij ze noemen? ‘Mier!’ zegt Adam, ‘ik noem jullie mieren.’ Dan brengt de Heere twee grote dieren. Ze hebben een bruine vacht en zien er heel sterk uit. Ze maken een grommend geluid. Adam denkt na. Hoe zal hij deze dieren noemen? ‘Ik noem jullie beren omdat jullie zo groot en sterk zijn.’ Zo geeft Adam alle dieren namen.
- Als alle dieren zijn geweest, is het stil om Adam. Adam is wel blij. Want hij heeft de Heere geholpen. Maar nu heeft hij niemand meer om tegen te praten! Adam denkt aan de dieren die bij hem zijn geweest. Zij waren allemaal samen.
- De Heere heeft het ook gezien.’Ik vind het niet goed dat Adam alleen is’, zegt Hij, ’Ik zal iemand maken die hem kan helpen en met wie hij kan praten.’Adam valt in slaap. Dan neemt de Heere een rib van Adam. Dat is een bot in je zij. Van die rib maakt de Heere een vrouw.
- Adam wordt wakker. Er is iets veranderd! Daar komt de Heere. ‘Adam, kijk eens wie Ik voor je heb gemaakt?’ De Heere brengt de vrouw die Hij heeft gemaakt bij Adam.
Kijk eens Adam, Ik heb een vrouw voor je gemaakt. Nu ben je niet meer alleen. Nu heb je iemand met wie je kunt praten en die jou kan helpen!
Adam is blij: ´Deze vrouw is gemaakt uit mij! Ze lijkt ook op mij! Ik noem haar Manninne!´ Nu is Adam nog blijer dan eerst. Samen met Manninne woont hij in de hof van Eden.
Slotzin
Samen zorgen ze voor de tuin van de Heere. Adam en Manninne hebben geen kleren aan. Maar dat vinden ze gewoon. Ze zijn juist erg gelukkig want ze doen geen zonden en houden heel veel van de Heere God.
Gesprek
Hoe weet je dat de Heere in dit verhaal voor Adam zorgde? Adam en Eva (Manninne) hadden in de hof van Eden geen kleren aan. Wij en de mensen op deze foto’s wel. Toch vonden Adam en Eva het niet erg dat ze geen kleren aan hadden. Hoe komt dat?
Wat mochten Adam en Manninne elke dag in de tuin doen? Hoe kon het dat zij zomaar bij de beren konden lopen? Is dat nu nog zo?
Samenvatting
De Heere God plaatst de mens in de hof van Eden. De mens krijgt de opdracht om die hof te bouwen en te bewaren. Van alle bomen mag de mens eten, behalve van één: de boom der kennis des goeds en des kwaads. Als de mens daarvan zal eten, zal hij sterven. Adam moest alle dieren een naam geven. Steeds zag hij dat alle mannetjesdieren een vrouwtje hadden en hij miste zo'n vrouw. Dan brengt de Heere een diepe slaap over Adam. Uit een rib van Adam maakt de Heere een vrouw. Als Adam haar ziet, zingt hij het uit: 'Zij is been van mijn benen, en vlees van mijn vlees!' Hij noemt haar Manninne.
Vragen
- Hoe heet de hof waar Adam mag wonen?
- Wat moet Adam met alle dieren doen?
- Wie geeft de Heere aan Adam?