Deze vertelschets gaat over Genesis 21:1-21 en hoort bij les C1.11 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Genesis 21:1-21
Context
Abraham en Sara hebben zelf ingegrepen om de belofte van God in vervulling te laten gaan. Ismaël is geboren. De Heere heeft duidelijk gemaakt dat het kind van de belofte uit Sara zou worden geboren en als Abraham 100 jaar is, gaat die belofte in vervulling. Izak wordt geboren.
Kerntekst
Genesis 21:12 In Izak zal uw zaad genoemd worden.
Doelstellingen
- De kinderen leren dat de Heere altijd Zijn woord houdt.
- Ze begrijpen dat het soms moeilijk is om te doen wat de Heere vraagt omdat wij graag onze eigen zin doen.
Zingen
- Psalm - 42:3; 105:5; 133:1,3
- ZB - Ga niet alleen door ’t leven / Komt tot Mij / Wat de toekomst brengen moge
Geloofsleer
- HC, vraag 74 - Het dopen van jonge kinderen
- Het doopformulier
Introductie
Beloven de kinderen wel eens iets aan elkaar? Doen ze wat ze beloven? Wat gebeurt er als ze dit niet doen?
Beginzin
Wat zijn Abraham en Sara blij! Met een lach op hun gezicht kijken ze naar het baby’tje in Sara’s armen. Izak is geboren. Eindelijk!
Vertelschets
- Maar de Heere had beloofd dat er een jongetje geboren zou worden. Daarom wisten ze het heel zeker dat het echt zou gebeuren, want de Heere doet altijd wat Hij belooft.
- En ze hebben er helemaal niet lang over na hoeven te denken hoe hij moest heten. Natuurlijk zouden ze hem Izak noemen. Dat had de Heere ook gezegd. Izak is een mooie naam: het betekent: hij lacht. Zijn vader en moeder lachen van blijheid.
- Ze zijn nog ergens heel blij om: nu Izak is geboren, zal over heel veel jaren ook de Heere Jezus geboren kunnen worden. Want Hij zal uit hun familie geboren worden, dat had de Heere óók beloofd. Hij doet wat Hij belooft.
- Als hij acht dagen is, besnijdt Abraham hem. Dat moest van de Heere. Het is een teken van de Heere dat Izak nu bij Hem hoort. De Heere wil dat hij gelooft dat de Heere Jezus al zijn zonden wil vergeven. Hij wil dat Izak veel van Hem houden zal en geen zonden meer wil doen.
- Izak wordt steeds groter. Na een paar maanden draait hij zich om, hij gaat kruipen en lopen. Hij begint te praten.
- Als hij drie jaar is, is er een groot feest in de tent. Sara heeft lekker eten klaargemaakt en er is genoeg te drinken. Iedereen is blij en vrolijk. Het is een feest voor Izak, want nu hoeft hij niet meer alleen maar melk te drinken, nu mag hij van alles mee-eten.
- Ismaël is ook op het feest. Maar hij kijkt helemaal niet blij. Zijn ogen staan boos. Waarom moet er een feest zijn voor dat kleine ventje? Helemaal niet nodig. Je zult zien dat iedereen hem nu vergeet. Ze doen nu net allemaal of Izak het belangrijkste is.
- Wacht, hij zal hem eens lekker gaan plagen. Hij begint Izak uit te lachen. Sara ziet het en ze wordt vreselijk boos. Dát mag niet! De Heere heeft Izak beloofd aan haar en Abraham. Moet ze hem dan zo maar uit laten lachen?
- Met boze stappen loopt ze naar Abraham. ‘Abraham, je moet Hagar en Ismaël wegsturen!’ Met een kwaad gezicht wijst ze naar die twee. ‘Zij mogen hier niet blijven! Als Ismaël ook hier woont, gaat het niet goed. Dan zal er steeds ruzie zijn. En de Heere heeft Izak aan ons beloofd.’
- ‘Nee Sara, dat kan ik niet doen. Ismaël is ook mijn zoon. Die kan ik niet zomaar wégsturen!’ antwoordt Abraham.
- Maar midden in de nacht komt de Heere bij Abraham en zegt: ‘Abraham, je moet wél doen wat Sara zegt. Izak is het kind van Mijn verbond, hij hoort bij Mij.’ Abraham luistert, moet hij echt Ismaël wegsturen? Maar hij houdt toch ook zoveel van hem? En hoe zal het dan met Ismaël gaan?
- De Heere gaat verder: ‘Ik laat Ismaël niet in de steek. Ik zal ook voor hem zorgen en hij zal ook een hele grote familie krijgen.’
- Dan staat Abraham al heel vroeg op, als het nog donker is. Hij pakt wat brood en giet een zak vol met water. Dat kunnen Hagar en Ismaël dan meenemen. Hij roept ze en geeft het eten en drinken aan Hagar. ‘Nu moeten jullie gaan.’ Samen stappen ze de tent uit. Abraham kijkt hen na.
- Als de zon opkomt, wordt het warm. Overal is zand en er staan wat kleine struikjes. Nergens is een tent te zien. Er zijn geen herders met schapen, want er groeit geen gras.
- Ze lopen en lopen. Het wordt steeds warmer. Af en toe nemen ze een slokje water. Hagar wil zuinig zijn. Wanneer komen ze bij een put? ‘Moeder, mag ik nog een slokje?’ Er is niets meer. Ze sjokken verder, maar dan kan Ismaël niet meer. Hagar legt hem onder een struikje. Ze loopt zelf nog wat verder, dan hoeft ze niet te horen hoe hij kreunt en om water vraagt.
- Een eindje verder gaat Hagar ook zitten. Hoe moet het nu verder? Hier zullen ze sterven. Hagar denkt er niet meer aan dat de Heere beloofd heeft ook voor Ismaël te zorgen. Anders zou ze nu zeker gaan bidden. Dat mag immers altijd!
- Maar de Heere vergeet haar niet. Ineens hoort ze een stem. Het is een engel, die zegt: ‘Hagar, wees maar niet bang. De Heere heeft de jongen horen roepen. Ga maar naar hem toe en zorg voor hem.’ En dan zegt hij er nog wat bij, iets wat Hagar al wel vaker heeft gehoord: ‘Hij zal ook een grote familie krijgen!’
- Hagar voelt zich ineens veel blijer. Ze staat op en loopt terug naar Ismaël. Ineens ziet ze vlakbij een waterput; die had ze niet eerder gezien. Snel loopt ze erheen en vult de zak met water, dan gaat ze naar Ismaël. Ze tilt zijn hoofd op en laat hem drinken. Voor haar is er ook genoeg.
Slotzin
De Heere doet wat Hij belooft. Hij zorgt voor Ismaël en Hij blijft voor hem zorgen, ook als hij groot is. Ismaël blijft in de woestijn wonen.
Gesprek
Waarom moet Abraham Ismaël wegsturen? Zou hij verdriet hebben? Wat heeft de Heere gezegd?
Heb je wel eens gezien dat er een kindje gedoopt werd? Vertel daar eens over. Weet je wat dat betekent? Wat betekent het dat jij gedoopt bent?
Wat vergat Hagar toen ze in de woestijn waren en zo’n dorst hadden?
Samenvatting
Ook Sara raakt zwanger en krijgt een zoon: Izak. Op de dag dat hij gespeend wordt, richt Abraham een grote maaltijd aan. Ismaël spot met Izak. Sara ziet het en wil dat Abraham Hagar en Ismaël wegstuurt. Dat is ook de wil van de Heere. Izak is de zoon van de belofte, maar ook Ismaël zal door God gezegend worden. Hagar en Ismaël vertrekken, de woestijn in. Als Ismaël van de dorst lijkt om te komen, legt Hagar hem neer onder een struik. Dan spreekt de Engel Gods tot Hagar. Ineens ziet Hagar een put en ze geeft Ismaël te drinken. Zo zorgt de Heere ook voor Ismaël.
Vragen
- Wat doet Ismaël?
- Wat moet Abraham doen van de Heere?
- Hoe zorgt de Heere ook voor Hagar en Ismaël?