Vertelschets over Jozef die verkocht wordt

Deze vertelschets gaat over Genesis 37 en hoort bij les B2.1 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.

Bijbelgedeelte: Genesis 37

Context
Jakob is teruggekomen in Israël en hij trekt van Beth-El naar Hebron, waar zijn oude vader Izak woont. Als die sterft, begraven Jakob en Ezau samen hun vader. Jakob blijft met zijn gezin in Hebron wonen.

Kerntekst
Genesis 37:11 Zijn broeders dan benijdden hem.

Doelstelling

  • De kinderen beseffen dat God de dromen gaf; Hij leidt het leven.
  • De ene zonde brengt de andere zonde met zich mee. Jaloezie is zonde. (De broers maken een plan, ze verkopen Jozef om van hem af te zijn, ze bedenken de leugen over Jozefs dood.)

Zingen

  • Psalm 5:6,7; 9:9,10; 25:8,9,10; 31:10-19
  • ZB 'k Stel mijn vertrouwen / Als g'in nood gezeten / Mogen de woorden van mijn mond

Geloofsleer

  • HC zondag 40 - Het zesde gebod
  • NGB art. 13 - Gods voorzienigheid

Introductie
Marit is jarig vandaag. Er hangt een kleed over het cadeau, maar ze kan al zien dat het een fiets is. Blij trekt ze het kleed weg... Wat een prachtige rode fiets! Ze kijkt eens goed naar de fiets, en nog eens. ‘Is het een níeuwe?!...’, vraagt ze. Trots knikken haar ouders naar haar. Haar broertjes kijken toe. Het is niet eerlijk. Zij hebben nog nooit een nieuwe fiets gekregen!

Beginzin
‘Kijk eens wat ik van vader heb gekregen!’ Trots kijkt Jozef zijn broers aan....

Vertelschets

  • In Kanaän woont Jakob met zijn zonen. De jongens zijn herders en weiden de kudden met elkaar. Jozef, die zeventien is, en heel oprecht, doet niet mee als zijn broers verkeerde dingen zeggen of doen. Hij vertelt het allemaal wel aan zijn vader.
  • Jakob houdt het meest van Jozef. Hij kreeg hem toen hij al oud was, samen met Rachel, de vrouw van wie hij het meest hield. Hij laat het ook merken door Jozef mooiere kleren te geven dan de andere jongens. Hij trekt hem voor.
  • Dit is heel moeilijk voor de broers van Jozef. Ze krijgen steeds meer hekel aan hem.
  • Dan begint Jozef te dromen. De droom is zo bijzonder dat hij die aan zijn familie vertelt. ‘Luister eens wat ik droomde: we waren op het veld. We waren bezig het graan tot schoven bij elkaar te binden. Al die schoven zetten we bij elkaar en toen stond mijn schoof rechtop. Jullie schoven kwamen om die van mij heen staan en bogen voor mijn schoof!’
  • De broers kijken hem aan; wat haten ze hem! Het was al niet goed tussen hen en Jozef... maar nu…! Wie denkt hij wel dat hij is?!
  • Na een poosje droomt Jozef weer. Nu over de zon, maan en elf sterren die zich voor hem buigen. ‘Jongens, ik heb weer gedroomd…’ en Jozef vertelt.
  • Jakob voelt aan dat de dromen van Jozef bijzonder zijn, hij zal ze onthouden. Maar hij begrijpt dat dit niet meevalt voor zijn andere zonen. ‘Jozef, dit is niet goed! Denk je écht dat wij allemaal voor jou zullen buigen?!’
  • De haat die de broers nu voelen is enorm! Hun harten zijn zo vol nijd en jaloezie, ze kunnen Jozef niet meer uitstaan en in hun buurt verdragen!
  • Misschien zijn ze wel heel blij als ze met hun kudden een eind uit de buurt trekken. Jozef blijft thuis.
  • ‘Jozef, je broers zijn nu al zo lang weg. Ik wil dat jij hen opzoekt. Ga eens kijken hoe het met hen is.’ Jakob is benieuwd of alles goed gaat met zijn zonen en met de kudden.
  • Jozef gaat gehoorzaam op pad. Zonder tegenstribbelen.
  • Doe jij dat ook? Als je vader of moeder je een karweitje opdraagt, waar je misschien niet zoveel zin in hebt? Mopper je dan, of doe je het toch?
  • ‘Wie zoekt u?’ Jozef kijkt de man aan die hem dit vraagt. ‘Mijn broers! Ze moeten hier in de buurt zijn. Ze zijn de schapen gaan weiden hier in Sichem!’
  • De man vertelt hem dat hij zijn broers heeft ontmoet, ze zijn verder getrokken naar Dothan. Jozef trekt verder, gelukkig, hij is er nu vlak bij. Straks zal hij kunnen rusten en hij zal met hen kunnen eten. Hij kijkt er naar uit.
  • De broers zien Jozef al van verre aankomen. ‘Hé, moet je kijken, daar komt onze meesterdromer aan! Wat zou die hier moeten?’ De haat komt weer op. ‘Weet je wat, we doden hem. We gooien zijn lichaam hier in een kuil en tegen vader zeggen we dat hij door een boos dier is opgegeten!’
  • Ruben, de oudste, komt tussenbeide: ‘We doden hem niet. We gooien hem in de kuil, dat is al erg genoeg!’ Hij is van plan Jozef er later weer uit te halen. Zijn vader zal hem vragen waarom hij niet beter opgelet heeft, hij is tenslotte de oudste.
  • Als de broers zitten te eten, komt er een karavaan voorbij. ‘Hé, zie je dat daar... waar zouden die lui heen gaan... laten we het vragen! Misschien kunnen ze nog een slaaf gebruiken, haha... levert het ons nog wat op ook!’
  • De broers komen in gesprek met de reizigers, het blijken Midianieten te zijn. Ze laten hun kamelen knielen; een moment van rust is fijn.
  • ‘Gaan jullie naar Egypte?!’ De broers kijken elkaar aan: het is alsof ze op elkaars gezicht zien wat ze denken: als ze Jozef als slaaf verkopen, zijn ze voorgoed van hem af! ‘Wacht even, we hebben iemand voor jullie.’
  • Jozef zit verslagen in de put. Zo’n ontvangst had hij niet verwacht. Maar straks halen ze hem er vast uit. Hoopvol kijkt hij omhoog, als hij stemmen boven zijn hooft hoort. Zijn broers gooien een touw naar beneden en trekken hem omhoog.
  • Als hij hun donkere gezichten ziet en de Midianieten begrijpt hij dat het niet goed gaat: ze verkopen hem voor twintig zilverlingen. De kooplui binden hem vast achter een kameel en zo moet hij meelopen, uren en uren.
  • Vader Jakob moet denken dat Jozef dood is, dus de broers dompelen zijn mantel in het bloed van een geit. Zo lijkt het of hij door een wild dier is verscheurd.
  • Jakob moet dit wel geloven! Hij is ontzettend bedroefd en hij wil zich door niemand laten troosten. De Heere heeft hem zijn liefste kind afgenomen.

Slotzin
Als ze eindelijk in Egypte aankomen, brengen de Midianieten Jozef naar de slavenmarkt. Potifar, een dienaar van Farao, koopt hem. Wat zal Jozef verdrietig zijn geweest. Maar de Heere vergeet hem niet; Hij blijft voor Jozef zorgen.

Gesprek

  • Hoe kwam het dat de broers Jozef haatten? Was het zijn eigen schuld? Waarom? Wat vind je van vader Jakob? Was het klikken wat Jozef deed? Wat vind je hiervan? Wanneer moet je iets verkeerds vertellen? Ben jij weleens jaloers? Wat vind je daarvan? Wat kun je er aan doen?
  • Waarom zou dit met Jozef gebeuren?

Samenvatting
De broers hebben een hekel aan Jozef: hij verklikt hen en ze weten dat Jakob hem voortrekt. Hij kreeg een prachtige mantel. Als Jozef hen bezoekt, willen ze hem doden. Ruben, de oudste, wil hem redden en stelt voor hem in een put te gooien. Terwijl hij in het veld is en de rest eet, verkopen de broers hem voor twintig geldstukken aan Midianitische kooplui. Deze nemen hem mee naar Egypte waar ze hem als slaaf verkopen. Als Jakob de bebloede mantel ziet, concludeert hij dat Jozef door een wild dier verscheurd is.

Vragen

  1. Waarom hebben de broers een hekel aan Jozef?
  2. Wat vind je er van dat Jakob hem voortrekt?
  3. Waarom zou Ruben hem willen redden?
  4. Wie werd voor dertig zilverstukken verraden?


Nog beter in vorm raken?

Wij komen graag langs voor toerusting op maat! Bekijk de dienstenpagina voor ons aanbod of stel je vraag via lydia@goedinvorm.nu.

NEEM CONTACT OP

Heb je een tip?

Deel met ons je idee!

STUUR JE TIP IN

Les B2.1

Alles van

Bijbeluitleg over Genesis 37 - B2.1

10 november 2020
Deze exegese gaat over Genesis 37 en hoort bij les B2.1 van het zondagsschoolmateriaal van het LCJ.
+
Ontwikkeld door
LCJ

Plaatmateriaal - Jozef die verkocht wordt

1 oktober 2021 Door Free Bible Images
Dit plaatmateriaal hoort bij les B2.1 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
+
Ontwikkeld door
LCJ, BHZ

Verwerking - Jozef verkocht

1 oktober 2021
Deze verwerking hoort bij les B2.1 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
+
Ontwikkeld door
LCJ, BHZ
Naar de methodepagina

Stel je eigen inspiratielijst samen

Voeg met behulp van het gele plusje items toe aan je inspiratielijst. Alles in één lijstje overzichtelijk bij elkaar voor jouw clubavond of activiteit!