Deze vertelschets gaat over Johannes 20:11-18 en hoort bij les C3.35 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Johannes 20:11-18
Context
Maria Magdalena heeft aan de discipelen verteld dat de steen weggerold is. Daarom gaan Petrus en Johannes naar het graf. Als ze bij het graf komen, zien ze dat de steen weggerold is en dat het graf leeg is. Ze zien alleen de doeken liggen, die netjes opgerold zijn. De discipelen gaan naar huis, maar Maria Magdalena blijft bedroefd bij het graf.
Kerntekst:
Johannes 20:15a Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij? Wie zoekt gij?
Doelstellingen
- De kinderen zien hoeveel Maria van de Heere Jezus houdt.
- Ze weten dat de Heere Jezus Maria Zelf opzoekt. Hij weet wat Maria en wij nodig hebben.
- Het wordt hun duidelijk dat de Heere Jezus Zijn discipelen, en ons, niet vergeet.
Zingen
- Psalm 81:12, 116:1
- UAM - Er juicht een toon
- UMK - Wie lopen in het morgenlicht / Maria, waarom huil je?
Geloofsleer
- HC vraag 45 - Het nut van de opstanding van Christus
Introductie
Wat ben je weleens kwijt geweest? Je hebt het nodig, je wilt het graag hebben, maar het is er niet. Wat ga je dan doen? Zoeken, heel goed zoeken! Net zolang totdat je het gevonden hebt.
In het verhaal is een vrouw iets kwijt. Ik vraag straks wat de vrouw kwijt was.
Beginzin
Wat voelt ze zich verdrietig de laatste dagen, ze moet steeds huilen van verdriet.
Vertelschets
- Maria Magdalena is de laatste dagen erg verdrietig. Er zijn zoveel verdrietige dingen gebeurd. Een paar dagen geleden is haar Meester, de Heere Jezus, waar ze zoveel van hield gestorven. Hij is dood, Hij leeft niet meer!
- Met andere vrouwen stond ze bij het kruis. Ze heeft gezien dat de Heere Jezus is gestorven. Hij leeft niet meer. En nu… hoe moet ze zonder Jezus leven? Maria weet het niet. Ze kan de Heere Jezus niet missen!
- Maria moet denken aan wat er in haar leven gebeurd is. Eerst hadden de duivelen de macht over haar. Er waren wel zeven duivelen in Maria. Niemand wilde iets met haar te maken hebben, ze liepen in een wijde boog om haar heen.
- Toch was er één Iemand die niet met een wijde boog om haar heen liep. Dat was Jezus. De Heere Jezus zocht haar op. Ze was niet te slecht en te zondig, nee de Heere Jezus hielp haar. Hij stuurde de duivelen weg. Hij redde Maria. De Heere Jezus werd haar Zaligmaker!
- Niemand is te slecht voor de Heere Jezus. Wat je ook gedaan hebt, Hij wil ook jouw Zaligmaker zijn.
- Maria hoorde de stem van de Heere Jezus. Ze wilde doen wat de Heere Jezus aan haar vroeg. Wil jij dat ook? Wil jij ook luisteren naar de Heere?
- Vanmorgen was ze met andere vrouwen naar het graf gegaan. Ze waren op weg gegaan naar een dode Jezus. Ze wilden het lichaam zalven, want daar was vrijdag geen tijd meer voor geweest. Ze waren bij het graf aangekomen, maar….. de steen was weg! Het graf is open! Haar Meester is gestolen.
- Ze had zich omgedraaid en was naar de discipelen gegaan. Petrus en Johannes waren gaan kijken, maar die hadden het ook gezien. En nu staat ze daar bij het graf. Ze huilt, ze is zo verdrietig! Buiten schijnt de zon, maar in haar hart is het zo donker.
- Maria loopt het graf in. Daar ziet ze twee mannen. Het zijn engelen, maar dat ziet Maria niet. Eén van de engelen vraagt: ‘Waarom huil je?’
- Dat weet Maria wel. Ze huilt omdat Jezus weg is, ze kan niet zonder Hem leven. Ze zegt tegen de engelen: ‘Omdat mijn Heere weg is en ik weet niet waar Hij nu is. Ik weet niet waar ze Hem neergelegd hebben.’
- Jij hebt vast ook weleens gehuild. Waarom huilde je? Misschien omdat je gevallen was en pijn had. Heb jij ook weleens gehuild omdat je de Heere miste? Omdat je zoveel van Hem houdt?
- Dan draait Maria zich om. Ze ziet een Man staan en die zegt: ‘Vrouw, waarom huil je? Wie zoek je?’ Twee korte, maar belangrijke vragen. Maria weet wel waarom ze huilt. Ze huilt omdat ze niet zonder Jezus kan leven.
- Nog een vraag: Wie zoek je? Jij zoekt ook wel eens iemand. Je hebt mama nodig en je vraagt: ‘Waar is mama?’ Je gaat zoeken, want je hebt mama nodig.
- Maria zoekt ook Iemand: de Heere Jezus. Ze heeft Hem nodig. Heb jij ook de Heere Jezus nodig? Zeg tegen de Heere dat je Hem nodig hebt. De Heere wil dat je dat tegen Hem zegt, Hij wil je helpen.
- Maria ziet de Man staan en ze denkt dat het de tuinman is. Ze zegt tegen die Man: ‘Heere, als U Hem hebt weggehaald, vertel mij dan waar U Hem neergelegd hebt. Dan zal ik Hem weghalen.’
- Dan klinkt de stem van de Man: ‘Maria!’ O, die stem kent ze, dat is Jezus! De Heere Jezus weet dat ze zo verdrietig is en Hij zoekt haar op. Hij weet wat ze nodig heeft. Hij weet ook wat jij nodig hebt.
- ‘Rabouni! Mijn Meester’, roept ze. Ze valt voor de Heere Jezus neer. Ze wil Zijn voeten vastgrijpen en nooit meer loslaten.
- ‘Raak Mij niet aan Maria, want Ik ben nog niet opgevaren naar de hemel.’ Daar zal de Heere Jezus een plaats bereiden voor Zijn volk. Ze zullen de Heere Jezus dan niet meer zien, maar ze moeten dan in Hem geloven, zonder dat ze Hem zien.
- In de hemel blijft de Heere voor Zijn kinderen zorgen. Hij zorgt ook voor Zijn discipelen, want Hij geeft Maria een opdracht. Ze moet naar de discipelen gaan en vertellen wat er gebeurd is en dat de Heere Jezus moet opvaren naar Zijn Vader in de hemel.
- Maria gehoorzaamt, ze gaat op weg naar de discipelen. Ze is blij, haar gezicht straalt. Er is geloof in haar hart.
Slotzin
Het zingt in Maria: ‘Jezus is opgestaan!’ Zing jij met haar mee?
Gespreksvragen
Wat/Wie was Maria kwijt? Waarom was ze zo verdrietig?
Wat ging ze doen? Heeft ze de Heere Jezus in het graf gevonden?
Wie zocht haar op? Wie wist wat Maria nodig had?
Samenvatting
Maria staat nog bij het lege graf, ze huilt. Dan zijn er twee engelen in het graf, precies op de plaats waar Jezus gelegen heeft. Ze vragen Maria waarom ze huilt. Maria antwoordt dat ze haar Heere Jezus weggenomen hebben. Ze weet niet waar ze Hem nu neergelegd hebben. Als Maria zich omdraait, ziet ze Iemand staan. Het is de Heere Jezus, maar ze herkent Hem niet. Hij vraagt haar: 'Vrouw, Wie zoekt u?' Maria denkt dat het de tuinman is en zegt: 'Hebt u Hem misschien weggehaald? Zeg me waar u Hem neergelegd hebt!' Dan noemt de Heere Jezus haar bij haar naam en ineens herkent Maria de Heere Jezus. 'Meester', roept ze, en ze wil Hem vastpakken. Maar dat mag niet, de Heere Jezus heeft nog meer werk te verrichten. Hij zal teruggaan naar Zijn Vader in de hemel. Maria moet de discipelen het goede nieuws gaan vertellen. En dat doet ze.
Vragen
- Wat ziet Maria in het graf?
- Wat vragen de engelen?
- Wat vraagt Maria aan de 'tuinman'?
- Hoe herkent Maria de Heere Jezus?
- Wat mag ze aan de discipelen gaan vertellen?