Deze vertelschets gaat over Handelingen 9:1-19a en hoort bij les A1.46 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Handelingen 9:1-19a
Context
Saulus wil de gelovige Joden zelfs in het buitenland vervolgen. Hij vraagt volmacht en mankracht aan de Hoge Raad. Vlak bij Damascus verschijnt Jezus aan Saulus. Volkomen overwonnen vraagt Saulus wat hij moet doen. Blind gaat hij naar Damascus. Ananías wordt naar Saulus toegestuurd. Saulus wordt geroepen om apostel te zijn van het Evangelie.
Kerntekst
Handelingen 9:6 Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?
Doelstellingen
- De kinderen zien dat er zelfs voor de grootste zondaar bekering mogelijk is.
- De kinderen weten dat God sterker en machtiger is dan de duivel; Hij kan zelfs duivelse plannen niet door laten gaan.
- De kinderen leren dat het belangrijk is om te vragen naar de wil van God.
- De kinderen leren dat wij uit onszelf niet naar de Heere Jezus vragen en zoeken, maar dat Hij ons opzoekt in Zijn oneindige zondaarsliefde.
Zingen
- Psalm 32:3, 5; 79:4; 86:6
- UMK - Saulus meent voor God te strijden
Geloofsleer
- DL 3, 10 - God roept zondaren
- HC zondag 11 - De Zaligmaker
- HC zondag 19 - Gods Kerk
- NGB art. 27 - God bewaart de Kerk
Introductie
Misschien heb je op straat wel eens gezien dat de politie onverwachts iemand arresteerde.
De man werd vastgepakt door de politie, onder schot gehouden en in het politiebusje geduwd! Spannend! Later las je in de krant dat de arrestant een gevaarlijke moordenaar was. Daar schrok je toch wel een beetje van. Op deze zondag ga ik je vertellen hoe een moordenaar veranderde in een volgeling (discipel) van Jezus Christus.
Beginzin
Trots en blij staat hij daar met de felbegeerde aanbevelingsbrieven van de hogepriester in zijn handen! Het is Saulus van Tarsen.
Vertelschets
- Saulus is een fanatiek vervolger van de christenen in Jeruzalem. Hij bedreigt hen met de dood of met gevangenschap.
- Het klinkt voor ons heel tegenstrijdig, maar Saulus dacht dat hij goed deed. Hij wil werken en strijden voor de eer van God. Hij wil een goed en vroom Farizeeër zijn en zich helemaal aan de wet houden.
- Saulus ziet Jezus, Zijn discipelen en al Zijn volgelingen als Godslasteraars en vijanden van God.
- Daarom is hij naar de hogepriester gegaan om hem aanbevelingsbrieven voor de synagogen in Damascus te vragen. De invloed van de hogepriester reikt ver over de grenzen heen. Saulus weet dat er in de prachtige Syrische stad Damascus veel Joodse volgelingen van Jezus wonen.
- Saulus wil niets liever dan deze christenen opsporen, gevangennemen en naar Jeruzalem brengen.
- En nu staat hij daar, trots en blij, met de aanbevelingsbrieven in zijn handen. Direct gaat hij met een aantal soldaten op weg naar Damascus.
- Maar God regeert! Hij waakt over Zijn kerk en kinderen. Wie schuilt bij de Heere Jezus, is veilig.
- De stoet komt steeds dichter bij de stad Damascus. Plotseling flitst er een verblindend licht uit de hemel. Het is geen zonlicht of een bliksemschicht, maar een wonderlicht, een teken van Jezus’ heerlijkheid, die de glans van de zon te boven gaat.
- Saulus maakte wel prachtige plannen, maar God zegt: ‘Stop! Tot hier en niet verder!’ Saulus zal wel in Damascus aankomen, maar op een heel andere manier dan hij gedacht had. Luister maar verder!
- Verschrikt en doodsbang valt Saulus neer op de grond. Bevend van angst en schrik blijft hij daar met de handen voor de ogen liggen. Hij hoort een stem, die hem vraagt: ’Saul, Saul, wat vervolgt u Mij?’
- ’Wie bent U, Heere?’ vraagt Saulus. De stem van Jezus antwoordt: ’Ik ben Jezus, Die u vervolgt! Het is u hard, de hiel tegen de prikkels te slaan.’ God bedoelt: ’Wat doe je toch dom en eigenwijs. Je lijkt wel een os!’
- Bevend vraagt Saulus: ’Heere, wat wilt U dat ik doen zal?’
- Vraag jij dat ook weleens? Het belangrijkste is het doen van de wil van God en het luisteren naar Zijn stem.
- ’Sta op!’ zegt de Heere tegen Saulus. ’Ga de stad Damascus in. Daar zal u gezegd worden wat u moet doen!’
- Saulus’ reisgenoten zijn met stomheid geslagen. Ze hebben wel een stem gehoord, maar ze zien niemand!
- Eindelijk staat Saulus op en opent hij zijn ogen. Tot zijn grote schrik kan hij niets en niemand meer zien. Hij is blind geworden. De mannen pakken de blinde Saulus bij de hand en begeleiden hem naar de stad.
- Drie dagen lang kan Saulus niets zien. En al die tijd eet en drinkt hij helemaal niets!
- Op een dag krijgt Ananías (een volgeling van de Heere Jezus, die in de stad Damascus woont) een visioen. In dat visioen roept de Heere hem: ’Ananías!’
- ’Zie, hier ben ik, Heere!’ antwoordt Ananías.
- Vervolgens geeft de Heere Ananías een opdracht. ’Ga naar de Rechte Straat en vraag in het huis van Judas naar een zekere Saulus uit Tarsen. Ik heb gezien dat hij bidt! In een visioen heeft Saulus u zelfs het huis binnen zien komen. U legde uw handen op hem waardoor hij weer kon zien.’
- Maar Ananías gaat zomaar niet naar Saulus. Hij zegt: ’Ik heb van veel mensen gehoord dat deze man heel veel kwaad gedaan heeft. Hij heeft de christenen bedreigd, opgepakt, in de gevangenissen gestopt of zelfs gedood. Zo ging hij met Uw kinderen om! Hij heeft zelfs toestemming gekregen om in Damascus alle mensen die Uw Naam aanroepen, gevangen te nemen!’
- ’Ananías’, zegt God, ’ga maar naar Saulus toe! Ik heb besloten om hem in Mijn dienst te gebruiken. Ik heb hem uitgekozen om Mijn Naam bekend te maken in Israël, maar ook aan andere volken en hun koningen. Ik zal hem laten zien hoeveel hij moet lijden om Mijn Naam!’
- Nu geeft Ananías zich gewonnen. Hij doet wat de Heere hem opgedragen heeft en gaat op weg naar het huis waar Saulus tijdelijk verblijft.
- Na de begroeting legt Ananías zijn handen op Saulus en zegt: ’Saul, broeder, de Heere heeft mij naar u toegestuurd, namelijk Jezus, Die u onderweg verschenen is. U zult weer kunnen zien en vervuld worden met de Heilige Geest!’
- Opeens lijkt het net alsof er een vlies van Saulus' ogen valt. Hij kan alles weer zien! Als hij opkijkt, ziet hij Ananías bij zich staan.
- Saulus staat op. Hij praat met Ananías, begint weer te eten en te drinken en hij laat zich dopen.
- De volgende dagen maakt hij kennis met de discipelen van de Heere Jezus die in de stad Damascus wonen.
- Hij gaat naar de synagogen en vertelt daar vol vuur over Christus. Hij leert de mensen dat Jezus de Zoon van God is.
Slotzin
Saulus wilde in Damascus de christenen grijpen, maar voordat hij de stad Damascus bereikt heeft, wordt hij zèlf door Christus gegrepen! Alles heeft God in het leven van Saulus veranderd: van een vijand wordt hij een volgeling van Jezus. Wat een onbegrijpelijk, maar heerlijk wonder!
Gesprek
- Paulus werd op de weg naar Damascus bekeerd. Wat gebeurde er precies?
- Worden alle mensen zo plotseling bekeerd? Kan het ook anders, en zo ja: hoe dan?
- Vertel eens in eigen woorden wat bekering is.
- Welke belangrijke vraag ging Saulus stellen?
- Kun je een aantal landen opnoemen waar de christenen vervolgd worden? Wat kunnen wij voor de lijdende kerk doen?
- Wat leer je uit deze geschiedenis over Gods bewaring?
Samenvatting
Saulus wil de gelovige Joden zelfs in het buitenland vervolgen. Hij vraagt daarvoor toestemming aan de mannen van de Hoge Raad. Vlakbij Damascus omstraalt hem plotseling een hemels licht. Saulus ziet Iemand en hoort: Saul, Saul! Wat vervolgt gij mij?. Bevend en verwonderd vraagt hij Wie het is Die tot hem spreekt. Het is Jezus. Volkomen overwonnen vraagt Saulus wat hij moet doen. Dat zal hij horen in Damaskus. Als hij opstaat kan hij niets meer zien. Een zekere Ananias krijgt de opdracht naar Saulus toe te gaan in Damaskus. Vanaf dat moment kan Saulus weer zien. Hij gelooft dat Jezus de Messias is en wordt gedoopt. Ananias zegt hem dat Jezus hem als Zijn apostel heeft aangesteld.
Vragen
- Saulus bidt: Heere, wat wilt U dat ik doen zal? Wanneer kun jij dit tegen de Heere zeggen?
- De vraag van Saulus wordt ook de bekeringsvraag genoemd. Begrijp je dat? Wat is bekering? Waar denk jij aan bij bekering?
- Waarom schrikt Ananias als hij hoort dat hij naar Saulus toe moet gaan?