Deze vertelschets gaat over 1 Samuël 28 en 31 en hoort bij les B4.3 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: 1 Samuël 28 en 31
Context
Opnieuw dreigt er oorlog in Israel. De legers van de Filistijnen en van Israel liggen tegenover elkaar. Saul is bang voor de afloop omdat God hem niet antwoordt en Samuël is gestorven. Ten einde raad gaat Saul een waarzegster raadplegen…
Kerntekst
1 Samuël 28:16 Toen zeide Samuël: Waarom vraagt gij mij toch, dewijl de Heere van u geweken en uw vijand geworden is?
Doelstellingen
- De kinderen kennen het verhaal van Saul in Endor en zijn dood.
- Ze weten dat waarzeggerij bedrog is en verboden door de Heere.
- Ze leren geloven dat alleen de Heere te vertrouwen is en dat ieders levenslot in Zijn handen ligt.
Zingen
- Psalm - 21:8,9; 62:8; 63:7; 66:9; 76:4; 115:9
- ZB - Spreek Heer’, want ik luister / ‘k Stel mijn vertrouwen / Uw Woord is een lamp voor mijn voet / Welzalig de man die niet wandelt
Geloofsleer
- HC vraag 84 De toorn van God over de ongelovigen
- HC vraag 94 Het eerste gebod
- HC vraag 105 Het zesde gebod
- DL 1, 16 Verwerping
- DL 5,6 Het zesde gebod
Introductie
Vertel een persoonlijk verhaal aan de kinderen waarin je heel bang was. Bijvoorbeeld toen het een keer hard onweerde of toen er een ongeluk gebeurde.
Vraag aan de kinderen of ze ook wel eens heel bang zijn geweest. Hoe kwam dat? En wat deed je toen? Wat kun je het beste doen als je heel bang bent en Wie kan je dan het allerbeste helpen?
Beginzin
Koning Saul is ook bang. Maar weet je wat het ergste is? Hij gelooft niet meer dat de Heere hem kan helpen…
Vertelschets
- Wat is hij bang! Met zijn hand boven zijn ogen tuurt hij naar het grote, sterke Filistijnse leger in de verte. Het staat al helemaal klaar om morgen te gaan vechten. Oh, hij heeft wel vaker tegen de Filistijnen gevochten. En toen won hij steeds. Maar nu? Hij voelt dat de Heere hem heeft verlaten en dat boze geesten hem bang maken.
- Saul beeft over zijn hele lichaam. Hij heeft aan de Heere gevraagd of hij met zijn leger zou winnen van de Filistijnen, maar de Heere gaf hem geen antwoord. Niet door de profeten, niet door dromen en ook niet door een boodschap. Hoe kan hij toch weten dat hij gaat winnen of verliezen? Hij moet het weten. Hij houdt het niet meer uit!
- ‘Ja’, zegt Saul opeens. ‘Dat zal ik doen!’ Hij roept een paar knechten en zegt tegen ze: ‘Gaan jullie eens een vrouw voor mij opzoeken die de geesten van doden mensen kan oproepen, een waarzegster.’ Verbaasd kijken de knechten koning Saul aan. Aan het begin van zijn koninkrijk, toen Saul nog maar net koning was, had hij juist gezegd dat alle waarzeggers en tovenaars uit Israel weg moesten, precies zoals de Heere het gezegd had. En nu wil de koning zelf naar zo’n vrouw?’
- ‘Nou’, zeggen de knechten, ‘in Endor woont nog een waarzegster. We weten wel waar ze woont.’ Even aarzelt Saul. Endor? Dan moet hij vlak langs het leger van de Filistijnen lopen! Maar hij knikt toe. Hij moét weten hoe de strijd gaat aflopen. ‘Breng me er naar toe’, zegt hij.
- Vlug kleed hij zich om. Natuurlijk kan hij niet in zijn koninklijke kleren naar de waarzegster toe. Stel je voor dat de Filistijnen hem onderweg zouden herkennen, of de waarzegster! En terwijl het buiten al donker wordt, trekken Saul en een paar van zijn knechten er op uit om naar de waarzegster toe te gaan.
- Een paar uur later kloppen ze aan bij de waarzegster in Endor. ‘Wilt u voor mij een geest oproepen aan wie ik iets kan vragen?’ Zegt Saul. De vrouw kijkt Saul aan. ‘U weet toch dat koning Saul alle waarzegsters en tovenaars wilde doden? Wilt u mij soms in de val laten lokken en ook doden?’
- Saul kijkt de waarzegster aan en zonder na te denken zegt hij: ‘Ik zweer bij de Heere dat u niets zal overkomen.’ Wat Saul hier doet, zweren, mag helemaal niet. ‘Goed’, zegt de vrouw, ‘Wie zal ik voor je oproepen?’ ‘Samuël’, zegt Saul.
- Dan gaat de vrouw naar een andere kamer. Wat ze nu doet, mag Saul niet zien. Oh, wat is Saul bang! Hij moet weten hoe het met hem gaat aflopen. Eigenlijk wil hij de Heere dwingen om een antwoord te krijgen. En als hij niet van de Heere een antwoord krijgt, dan maar van Samuël.
- Opeens geeft de waarzegster een grote schreeuw. Ze ziet iemand voor zich waarvan ze denkt dat het Samuël is, maar het is boze geest. En dan heeft ze ook door dat het Saul is die bij haar gekomen is. Ze schrikt! Misschien kost dit wel haar leven!
- ‘U hebt mij bedrogen, u bent Saul!’ zegt ze tegen de koning. ‘U hoeft niet bang te zijn’, zegt Saul, ‘ik zal u geen kwaad doen. Wilt u mij vertellen wat u ziet?’ Dan gaat de waarzegster weer verder. ‘Er komt een oude man, hij heeft een mantel aan…’ Saul knielt op de grond neer en buigt zich. Hij is er vast van overtuigd dat dit Samuël is.
- Dan begint de boze geest te praten. ‘Waarom maak je mij onrustig en waarom moet ik opkomen?’ Saul stort zijn hart uit aan de geest, waarvan hij nog steeds denkt dat het Samuël is. ‘Ik ben bang, want de Filistijnen zijn gekomen en God is van mij geweken. Hij antwoordt mij niet meer. En daarom heb ik u geroepen, zodat u mij kan zeggen wat ik moet doen.’
- ‘Maar waarom vraag je dat aan mij?’ vraagt de boze geest. De Heere heeft gedaan wat hij heeft gezegd. Dat Hij het koninkrijk van u zou scheuren en aan David zou geven. U hebt niet naar de Heere geluisterd en nu zal de Heere Israël in de handen van de Filistijnen geven. Morgen zul je, met je zonen, bij mij zijn in de eeuwige ondergang.’
- Als Saul dit hoort, valt hij op de grond neer. Van de lange, sterke koning van Israël is niets meer over. Hij heeft geen kracht meer, ook omdat hij van angst al de hele dag en nacht niets heeft gegeten. Snel maakt de waarzegster een grote maaltijd klaar en zegt dat hij het moet opeten. Maar Saul heeft er helemaal geen trek in. Pas als de vrouw en zijn knechten blijven aandringen, eet Saul de maaltijd op. Dan vertrekt hij in het diepst van de nacht weer terug naar zijn legerkamp.
- De volgende dag barst de strijd tussen de Israëlieten en de Filistijnen in volle hevigheid los. Al snel zien de Israëlieten dat de Filistijnen veel sterker zijn. Als koning Saul merkt dat de Filistijnen hem insluiten, vraagt hij zijn wapendrager om hem te doden. Maar dat durft de wapendrager niet. Dan pakt Saul zelf zijn zwaard en laat zich erin vallen.
- Niet veel later ontdekken de Filistijnen het dode lichaam van Saul en ook van zijn zonen, die zijn omgekomen in de strijd. Ze hangen de lichamen op aan een muur bij het stadje Beth-San. Gelukkig blijven de lichamen daar niet hangen. Een paar mensen uit het stadje Jabes nemen de lichamen stiekem mee en begraven die bij hun eigen woonplaats. Ze zijn verdrietig omdat koning Saul is gestorven. Toen hij net koning was, heeft hij hen eens van de Ammonieten bevrijd. Dat zullen ze nooit vergeten!
Slotzin
Vreselijk hè, wat er allemaal met Saul is gebeurd? Zul je altijd dicht bij de Heere blijven leven? Dan wordt je nooit bij de Heere weggestuurd en mag je altijd bij Hem blijven leven.
Gespreksvragen
Waarom gaf de Heere geen antwoord meer aan Saul? Wat had Saul kunnen doen om het weer goed te krijgen tussen hem en de Heere? Wat vindt jij het meest erg aan het einde van Saul? Waarom is waarzeggerij zo’n erge zonde?
Samenvatting
Er is oorlog met de Filistijnen. Koning Saul vraagt de Heere om raad, maar hij krijgt geen antwoord. Dan gaat hij naar een waarzegster. Daar meent hij Samuël, die inmiddels gestorven was, te zien. Saul krijgt te horen dat hij morgen zal sterven. De volgende dag winnen de Filistijnen. Sauls zonen worden gedood, en Saul laat zich in zijn eigen zwaard vallen. De Filistijnen nemen hun lichamen als buit mee naar de tempels van hun goden. Maar de inwoners van Jabes halen de lichamen terug en begraven hen.
Vragen
- Wat gebeurt er als Saul de Heere om raad vraagt?
- Wat doet Saul dan? Wat vindt de Heere daarvan?
- Aan wie moeten wij om raad vragen? Vind jij dat altijd makkelijk?
- Wat hoort Saul bij de waarzegster?
- Hoe loopt het met koning Saul af?