Deze vertelschets gaat over Johannes 20:19-31 en hoort bij les C2.42 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Bijbelgedeelte: Johannes 20:19-31
Context
Op de vroege morgen, na de sabbat, hebben enkele vrouwen ontdekt dat de steen van het graf van Jezus is weggerold. Maria Magdalena vertelt het de discipelen. Petrus en Johannes bezoeken direct het open graf. Ook Maria komt weer bij het graf. Daar heeft ze een ontmoeting met Jezus. Al haar verdriet is weg want Jezus leeft. Ze krijgt van Hem de opdracht om dit alles aan de discipelen te gaan vertellen.
Kerntekst
Johannes 20:29 Zalig zijn zij die niet zullen gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben.
Doelstellingen
- De kinderen leren dat geloven belangrijker is dan zien.
- Ze beseffen dat ze de Heere op Zijn Woord moeten vertrouwen.
Zingen
- Psalm - 27:7; 56:5
- UMK - De Heer is waarlijk opgestaan
- ZB - Daar juicht een toon / ‘k Heb geloofd en daarom zing ik
Geloofsleer
- HC zondag 17 Wat nut ons de opstanding van Christus
- NGB art. 19 God en mens
- Introductie
‘Kijk eens wat een grote.’ Stoer kijkt Arjen de kring rond. Op zijn hand ligt een schitterende knikker. Zo’n echte bonk. ‘Nou,’ roept Sjoerd, ‘ik heb thuis nog een veel grotere.’ Ongelovig kijkt Arjen hem aan: ‘Dat geloof ik niet. Laat hem eerst maar eens zien dan.’ ‘Oké, vanmiddag zal ik hem meenemen.’
Jij hebt het vast ook wel eens als iemand iets zegt. Je kunt het bijna niet geloven. Laat dat eerst maar eens zien of gebeuren. Straks vraag ik wat dit te maken heeft met de vertelling.
Beginzin
Het is avond geworden. In een huis zitten de discipelen van de Heere Jezus bij elkaar.
Thomas is er niet bij.
Vertelschets
- Zachtjes praten ze met elkaar. Nee, hardop praten, durven ze niet. Als de soldaten hen horen! Als ze weten waar ze zijn! De deur van het huis zit op slot. Hier zijn ze veilig. Hier kan er niemand zomaar naar binnen komen. Stel je voor dat de Farizeeën hen ook gevangen zouden willen nemen, net als hun Meester.
- De discipelen zijn nog steeds bang. Iedereen weet nu immers dat ze bij Jezus hoorden. De soldaten zullen vast ook de discipelen zoeken. Daarom zijn ze bang.
- Met elkaar praten ze nu over de Heere Jezus. En ook over de vrouwen. Die hebben gezegd dat Hij weer leeft. De steen was wel weg. Ze begrijpen het niet.
- En dan ineens staat er Iemand midden in de kamer. Hoe kan dat? De deur zit toch op slot? Toch is het zo. En weet je Wie het is? Hun Meester, de Heere Jezus. ‘Vrede zij U’ zegt Hij vriendelijk.
- Bevend en verschrikt kijken de discipelen naar de Heere Jezus. Is Hij het echt? Bang kijken ze Hem aan. Maar de Heere Jezus zegt zachtjes: ‘Waarom kijken jullie zo bang? Waarom schrikken jullie zo? Ik ben het echt. Jullie Meester. Kijk maar eens naar Mijn handen. En kijk eens hier in Mijn zij. Zie je daar het littekens?’ Hij strekt Zijn handen uit naar de discipelen.
- Ze zien de littekens waar de spijkers door Zijn handen waren gegaan. Wat worden de discipelen dán blij. Ze kunnen het bijna niet geloven. Maar het is echt waar. Jezus is echt opgestaan. Hij is weer hier bij hen. Wat heerlijk.
- Weer zegt Jezus: ‘Vrede zij u. Jullie moeten aan iedereen over Mij gaan vertellen. Vertel de mensen dat Ik hun zonden wil vergeven. Maar dat kunnen jullie niet alleen. De Heilige Geest zal jullie kracht geven. Hij zal met jullie meegaan.’ Dan blaast de Heere Jezus op de discipelen. Zo laat Hij zien dat de Heilige Geest bij hen zal zijn.
- Dan is de Heere Jezus ook ineens weer weg. Maar hun verdriet is ook weg. Wat zijn ze blij geworden.
- Als Thomas weer bij de andere discipelen komt, weten ze niet hoe snel ze het hem vertellen moeten. Jezus is opgestaan, Jezus leeft! Thomas moet het ook weten. Hij moet ook weer blij worden. ‘Thomas, Thomas,’ roepen de discipelen als ze Thomas zien. ‘We hebben de Heere gezien. Hij leeft weer. Hij is bij ons geweest.’ Blij kijken de discipelen Thomas aan. Maar zijn gezicht wordt helemaal niet blij. Het staat nog steeds zo verdrietig. Hij schudt zijn hoofd. ‘Nee, dat kan ik echt niet geloven,’ zegt hij fluisterend. ‘Maar Thomas, Hij is Zelf bij ons geweest, maar jij was er toen niet. Geloof het toch Thomas’, zegt één van de discipelen. Maar Thomas schudt zijn hoofd heen en weer. ‘Nee, ik geloof het niet. Eerst moet ik zelf Zijn handen en voeten zien. Ik moet de littekens zien, anders kan ik het echt niet geloven.’
- Wat erg dat Thomas het niet gelooft. De Heere had het toch Zelf gezegd dat Hij weer zou opstaan? Nu blijft Thomas ook verdrietig.
- Zou jij het kunnen geloven?
- Een week later zitten de discipelen weer bij elkaar. De deur is weer op slot. Ook Thomas is er nu bij. Allemaal zijn ze blij. Maar Thomas niet. En ineens is daar weer de Heere Jezus. Zomaar bij hen in de kamer. Weer zegt Jezus: ‘Vrede zij u.’ Dan kijkt Hij Thomas aan. ‘Thomas, kom eens hier. Kom eens kijken naar de littekens in Mijn handen en voeten. Zie je waar de spijkers gezeten hebben? Voel er eens aan met je vingers, Thomas. Dat wilde je toch?’ Ja, de Heere weet alles.
- Thomas buigt zijn hoofd. Wat schaamt hij zich. Wat is hij ongelovig geweest. Maar nu niet meer. Nu gelooft hij het. Dat heeft de Heere Jezus gedaan. ‘Mijn Heere en mijn God.’ zegt hij blij.
- Jezus zegt: ‘Thomas, nu geloof je het omdat je Mij gezien hebt. Maar heel veel mensen zullen Mij niet zien. En ze zullen toch in Mij geloven.’ Dan gaat de Heere Jezus weer weg. Wat is Hij goed voor Thomas.
Slotzin
Wij zien de Heere Jezus ook niet, want Hij is nu in de hemel. Maar Hij zegt tegen ons: ‘Ook al ben Ik in de hemel, Ik ben toch dicht bij je. Ik hoor je en Ik zie je. Ik wil voor je zorgen. Ik wil dat je in Mij gelooft. Luister naar Mijn stem.’ Doe jij dat al?
Gesprek
Waarom waren de discipelen bang? Hoe kan Jezus ineens in de kamer komen terwijl de deuren op slot waren? Wat moeten de discipelen gaan doen? Wie was er niet bij? Wat zegt Thomas als de discipelen het grote nieuws vertellen? Wat gebeurt er een week later als ze weer bij elkaar zijn? Gelooft Thomas het nu wel? Waar is de Heere Jezus nu? Kunnen wij Hem zien? Wij moeten dus leren geloven zonder dat we Hem zien. Kan dat? Hoe? Hoe kun je naar de stem van de Heere Jezus luisteren?
Wat heeft het verhaaltje over Arjen en Sjoerd hier mee te maken?
Samenvatting: Thomas is er niet bij als Jezus die zondagavond plotseling in de kamer staat. 'Vrede zij u', zegt Hij. Ze worden heel blij. Hij eet wat en… plotseling is Hij weer weg. Tegen Thomas zeggen ze de volgende dag: 'We hebben de Heere gezien!' Maar Thomas gelooft het niet en wil eerst het bewijs zien. Een week later is Jezus weer bij de discipelen. Nu is Thomas er ook. De Heere Jezus kijkt hem aan en zegt: 'Kijk eens naar Mijn handen en Mijn voeten! Voel eens!' Thomas gelooft nu wel. 'Mijn Heere en mijn God', roept hij uit.
Vragen:
- Welke twee discipelen zijn er op die zondagavond niet?
- Waarom is de deur zo goed op slot?
- Waarom schrikken de discipelen als ze Jezus zien?
- Wat gebeurt er met Thomas?
- Wij zien Jezus ook niet. Hoe moeten wij dan geloven?