Paulus leert ons dat een gemeente moet functioneren als een lichaam. Het lichaam van Christus. Al die diversiteit is nuttig en nodig. Maar deze diversiteit brengt ook een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Wij moeten elkaar in de gemeente op waarde schatten. Oog voor elkaar hebben. De ander helpen. Want alleen of met een klein deel kan een gemeente niet functioneren. Zoals ook in een lichaam elk deel zijn eigen unieke functie heeft. Paulus verwoordt het als volgt in 1 Korinthe 12:
“Maar nu heeft God de leden, elk van hen afzonderlijk, in het lichaam een plaats gegeven zoals Hij gewild heeft. Als zij alle één lid waren, waar zou het lichaam zijn? Nu echter zijn er wel veel leden, maar is er slechts één lichaam. En het oog kan niet zeggen tegen de hand: Ik heb je niet nodig, of vervolgens het hoofd tegen de voeten: Ik heb jullie niet nodig.
Ja, meer nog, de leden van het lichaam die de zwakste schijnen te zijn, zijn echter juist noodzakelijk. En aan de leden van het lichaam die wij als minder eervol beschouwen, verlenen wij groter eer en onze oneerbare leden krijgen een grotere eer. Onze eerbare leden echter hebben dat niet nodig. Maar God heeft het lichaam zo samengesteld, dat Hij aan het lid dat tekortkomt, groter eer gaf, opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden voor elkaar gelijke zorg zouden dragen.”
God keert alles om
In het koninkrijk van God gelden andere principes dan in onze maatschappij. Juist het zwakke heeft Zijn bijzondere zorg en aandacht. Dat blijkt uit vele Bijbelpassages. In de tijd dat de Heere Jezus over de aarde wandelde zocht Hij de zieken op. Hij had aandacht voor degenen die door mensen veracht of genegeerd werden. Deze bijzondere zorg en aandacht van de Heere Jezus was al door de profeet Jesaja voorzegt.