Acht stellingen met wijze lessen voor het jeugdwerk
Voor veel mensen is Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) een bekende naam. Hij is beroemd geworden als theoloog, maar ook vanwege zijn verzet tegen Hitler in de tijd van nazi-Duitsland. Wat minder bekend is Bonhoeffers grote betrokkenheid op kinderen en jongeren. In de tijd dat hij predikant was in Londen heeft hij zijn ideeën over jeugdwerk kort samengevat in acht stellingen. Die bieden wijze lessen voor het jeugdwerk van vandaag.
Om op een wijze manier geestelijk leiding te geven aan het jeugdwerk moet je goed doorhebben waar je mee bezig bent. Wat is eigenlijk het doel van het jeugdwerk in de kerk? Bonhoeffer neemt daarin scherp stelling:
- De kerk mist vaak de christelijke nuchterheid om te erkennen dat de geest van de jeugd niet de Heilige Geest is. De toekomst van de kerk is niet de jeugd zelf, maar alleen de Heer Jezus Christus. Het is de taak van de jeugd niet om de kerk te hervormen, maar om te luisteren naar het Woord van God; het is de taak van de kerk niet om de jeugd te vangen, maar om het Woord van God te onderwijzen en te verkondigen.
Zoals in al zijn theologie hamert Bonhoeffer hier op het belang van het Woord van God en de persoon van Jezus Christus. Jongeren hebben een eigen plek en moeten op een eigen manier worden benaderd, maar dat het is absoluut niet de bedoeling dat jongeren geïsoleerd raken van de rest van de gemeente, zoals hij verwoord in de tweede stelling:
- Onze vraag is niet: Wat is de jeugd en welke rechten heeft zij, maar eerder: Wat is de kerkgemeenschap en welke plaats neemt de jeugd daarin in?
Al te makkelijk kan een eigen plek van jongeren ervoor zorgen dat ze geen verantwoordelijkheid voelen voor het geheel van de kerkelijke gemeente. De JV wordt dan een plek om van een veilige afstand kritiek te leveren op de gemeente. Maar zo werkt het niet, stelt Bonhoeffer:
- (…) De kerkgemeenschap is Christus' aanwezigheid als de ware Heer en Broeder. In de kerkgemeenschap zijn betekent in Christus zijn; in Christus zijn betekent in de kerkgemeenschap zijn. (…) Alleen binnen de kerkgemeenschap kan men een oordeel vellen over de kerkgemeenschap. Van nature kan de kerkgemeenschap niet van buitenaf worden beoordeeld.
Al eerder schreef Bonhoeffer dat je alleen een mening over de kerk mag hebben cum ira et studio: met oordeel (of: beoordelingsvermogen) en betrokkenheid. Alleen als je je het lot van de kerk aantrekt, mag je er ook iets van vinden.
- De kerkgemeenschap schort het generatieprobleem op. De jeugd geniet geen speciaal voorrecht in de kerkgemeenschap. Ze is dienstbaar aan de kerkgemeenschap door het Woord te horen, te leren en te beoefenen. Gods Geest in de kerk heeft niets te maken met jeugdige kritiek op de kerk, de radicale aard van Gods claim op mensen heeft niets te maken met jeugdig radicalisme, en het gebod voor heiliging heeft niets te maken met jeugdige impuls om de wereld te verbeteren. "Christelijk" en "jeugd" is een nogal harde en niet erg geloofwaardige woordcombinatie. (…)
In deze stelling komt Bonhoeffer uitgebreider terug op wat hij in stelling 1 al verwoordde: pas nou op dat je de verschillende generaties losknipt in de kerk. Het is juist zo belangrijk dat generaties op elkaar betrokken raken. Het is tenslotte één gemeenschap!
- De Bijbel beoordeelt jongeren heel nuchter: Genesis 8:21; Jesaja 3:5; Jeremia 1:6; Prediker 11:10; 1 Petrus 5:5; 2 Timotheüs 2:2 etc.
Met deze Bijbelse onderbouwing wil Bonhoeffer een zekere nuchterheid brengen in onze analyse van het jeugdwerk, omdat door jeugdig idealisme er al snel scheefgroei ontstaat. Het vraagt om jongeren voluit serieus te nemen, en tegelijk realistisch te zijn in wat kenmerkend is voor deze groep.
- Kerkelijk jeugdwerk is alleen mogelijk op basis van het aanspreken van jongeren over hun doop en met het exclusieve doel hen Gods Woord te laten horen. (…) Elke overtreding van deze grens vormt een verraad aan Christus' kerkgemeenschap.
Veel JV’s worstelen met de balans tussen enerzijds gezellige en sociale activiteiten, en anderzijds de bezinning op het Woord van God. Daar neemt Bonhoeffer sterk stelling in. Uit de praktijk blijkt wel dat zijn ‘exclusieve doel’ vaak gepaard ging met ontspannende en gezellige activiteiten, maar volgens Bonhoeffer mag daarmee het uiteindelijke doel van jeugdwerk niet vergeten worden. De JV is anders!
- Het kan best zijn dat de jeugd het recht heeft om te protesteren tegen hun ouderen. Als dat het geval is, zal de authenticiteit van zo'n protest echter worden aangetoond door de bereidheid van de jeugd om solidair te blijven met de schuld van de kerkgemeenschap en die last in liefde te dragen, in berouw voor Gods Woord.
Dit is een mooi statement van Bonhoeffer over de eigen stem van de jeugd. Aangezien zij volwaardige leden zijn van de kerk, hebben ze in zekere zin ook een eigen stem. Maar, stelt Bonhoeffer, dat mag nooit op veilige afstand zijn (zie stelling 3). Kritiek leveren op de kerk is kritiek leveren op jezelf, want je bent er zelf onderdeel van.
- Er bestaat niet zoiets als “kerkelijke vereniging”; er is alleen de kerk. De kerkelijke jeugdvereniging is niet de jeugd van de kerkgemeenschap; die jeugd omvat, veeleer, alle gedoopte jongeren. Elke “kerkelijke vereniging” als zodanig brengt de zaak van de kerk al in diskrediet. Zulke verenigingen kunnen alleen worden gezien als geïmproviseerde entiteiten, die als zodanig slechts een relatieve betekenis hebben.
Opnieuw dringt Bonhoeffer er in deze stelling op aan om de aparte plek van de jeugd(vereniging) niet te belangrijk te maken, ten koste van de kerk als geheel. Uiteindelijk bestaat het jeugdwerk niet om zichzelf, maar om het welzijn van de gehele gemeente. Daar is het verlangen van gezond jeugdwerk op gericht.
Wellicht ben je het niet in alles met Bonhoeffer eens, of vind je hem weleens te stellig. Dat is goed voor te stellen, maar tegelijk bevraagt zijn stelligheid ons op het geestelijk leidinggeven aan het jeugdwerk. En daar kunnen we onze winst mee doen!
Voor dit artikel is gebruik gemaakt van het boek ‘Bonhoeffer as Youth Worker’ van Andrew Root. Hier kun je terecht voor meer inzichten van Bonhoeffer over jeugdwerk.