Onder jongeren tot 30 jaar is zelfdoding de meest voorkomende doodsoorzaak. Terwijl andere doodsoorzaken allemaal een dalende trend laten zien, neemt het aantal suïcides juist toe. Als jongeren in hun omgeving met zelfdoding te maken krijgen, dan veroorzaakt dat een heftige en complexe vorm van rouw. Wat maakt rouwen na een zelfdoding anders en hoe gaan we daar mee om?
Rouwen na zelfdoding
Onder jongeren tot 30 jaar is zelfdoding de meest voorkomende doodsoorzaak. Terwijl andere doodsoorzaken allemaal een dalende trend laten zien, neemt het aantal suïcides juist toe. Als jongeren in hun omgeving met zelfdoding te maken krijgen, dan veroorzaakt dat een heftige en complexe vorm van rouw. Wat maakt rouwen na een zelfdoding anders en hoe gaan we daar mee om?
In zijn boek ‘Rouwen om zelfdoding’ schrijft Albert Y. Hsu op een indringende manier over de reactie op een zelfdoding en hoe dit verwerkt kan worden. In dit boek vallen drie dingen op die ook van belang zijn voor het bijstaan van jongeren die geconfronteerd worden met een zelfdoding.
Heftigheid van emoties
Het eerste wat op valt is de heftigheid van emoties die een zelfdoding met zich meebrengt. Er is veel ontreddering, maar ook woede. Veel mensen beleven een zelfdoding als ‘in de steek gelaten worden’. Dat brengt op een emotioneel niveau onbegrip met zich mee, ook als men rationeel wel snapt waarom iemand tot zo’n daad overging. Een zelfdoding wordt als iets traumatisch ervaren. De aanblik van iemand die zo om het leven is gekomen, heeft veel meer impact dan het zien van een dode met een andere doodsoorzaak. Er wordt daarom ook wel gesproken van traumatische rouw na een zelfdoding.
Losscheuren
Mensen vinden het problematischer om zich over te geven aan rouw als iemand is overleden door zelfdoding. Het veroorzaakt rafelranden in het leven waar we maar nauwelijks raad mee weten. Omdat de dood zo abrupt is en bovendien zelfgekozen, weten mensen vaak geen raad met hun emoties. Als er al veel pogingen of dreiging van suïcide aan vooraf is gegaan, voelen sommige nabestaanden zelfs opluchting – maar tegelijk ook weer schuldgevoel en schaamte over deze opluchting. Veel vaker dan bij andere overlijdens is er geen wilsbeschikking, en al naar gelang de manier waarop iemand aan het einde is gekomen heeft dit ook invloed op de gang van zaken tijdens condoleance en begrafenis. Vaak zijn overledenen niet toonbaar of zelfs helemaal niet meer herkenbaar of zelfs vindbaar. Al deze facetten maken de rouw extra complex.
Loslaten en gedenken
Een zelfdoding roept onder christenen meer dan gemiddeld geestelijke vragen op. Predikanten die éen begrafenis moeten leiden na een zelfdoding voelen dat hun woorden ook nog meer gewicht hebben. Er leven vragen over de geestelijke staat, de eeuwige bestemming en over de vergeeflijkheid van een zelfdoding door God. Juist deze geestelijke vragen komen veelvuldig voor in het pastoraat, naast vragen over de aanwezigheid van God op zo’n moment en het waarom van deze dood.
Juist zelfdoding smeedt een unieke band van rouw tussen nabestaanden, die anders is dan bij andere vormen van rouw. Het is juist deze gemeenschap die ook helend kan werken. In het pastoraat is het van belang om te stimuleren dat er juist binnen deze groep naar elkaar wordt omgezien. Dit kan zeker voor de directe familie heel helend werken.
Vaak hebben families en vrienden moeite om herinneringen en momenten van gedenken een plek te geven als iemand door suïcide om het leven kwam. De notie van schuld en opzet speelt daarin mee: iemand heeft opzettelijk gekozen om iedereen definitief te verlaten. Het vraagt compassie en voorzichtigheid om hier pastoraal mee om te gaan. Al krijgt het vaak wel een plek, bij zelfdoding gaan de vragen nooit meer weg. Dat is goed om als betrokkene in het oog te houden.
Wil je meer lezen over deze vorm van rouwverwerking?
- Albert Y. Hsu, Rouwen om zelfdoding. Uitgeverij Kok, 2002.
- Hanneke Schaap-Jonker e.a., Suïcide. Als leven een loden last wordt. KokBoekencentrum, 2024.