Deze bijbeltekst met daarbij een korte uitleg hoort bij les B2.18 en B3.15 van de zondagsschoolmethode van het LCJ en de BHZ.
Thema
- Het gouden kalf (B2.18)
- De ark bij de Filistijnen (B3.15)
Bijbelgedeelte
- Exodus 32 (B2.18)
- 1 Samuël 5 (B3.15)
Tekst SV
Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
Tekst HSV
U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
Uitleg
B2.18
U zult buiten Mij om geen andere goden aanbidden. Het volk deed dat wel in de tijd toen Mozes op de berg was, dit had God verboden. Ook wij kunnen een god boven God stellen, bijvoorbeeld een afgod dienen als voetballers, games, waarmee we meer tijd doorbrengen dan met de Heere, dan zetten we God op een tweede plaats en onze afgod boven God. Dat is in strijd met dit gebod in Ex. 20:3
B3.15
In het eerste gebod van Zijn wet verbiedt de Heere ons er afgoden op na te houden op wie we naast of in plaats van Hem ons vertrouwen stellen. De Heere wil helemaal vertrouwd en gediend worden. Geld, macht, sport en veel andere dingen kunnen onze afgod worden als we er ons geluk, ons heil op bouwen.