Bijbelgedeelte: Handelingen 21:37 tot 23:11

Context
Paulus is door vijandige ongelovige Joden uit Azië herkend in de tempel in Jeruzalem. Hij is door hen beschuldigd van het ontheiligen van de tempel. De Joden hadden Paulus met de heiden Trofimus uit Efeze gezien en meenden dat Paulus Trofimus ook wel mee zou hebben genomen in de tempel. Paulus houdt volgens hen ook de wet niet en leert dat de Joden de wet niet meer hoeven te houden. Paulus wordt door de Romeinse legercommandant Lysius naar de burcht Antonia gebracht. Voordat Paulus naar binnen wordt gebracht, krijgt hij toestemming om het volk toe te spreken.

Kerntekst
Handelingen 23:11 - Heb goeden moed, Paulus; want gelijk gij te Jeruzalem van Mij betuigd hebt, alzo moet gij ook te Rome getuigen.

Doelstellingen

• De kinderen ontdekken dat Paulus met respect spreekt tegen de Joden die hem beschuldigen.
• Ze leren dat Paulus zijn levensgeschiedenis vertelt uit liefde voor de Joden.
• De kinderen horen dat God ook hun leven leidt en hen onderwijst door Zijn Woord en Geest.
• Ze leren dat de Heere Paulus bemoedigt en belooft dat hij ook in Rome van God moet getuigen.

Zingen

• Psalm 35:1, 11; 23:1, 2; 27:1; 91:1
• ZB - Als g’ in nood gezeten / Dankt, dankt nu allen God / De kerk van alle tijden / Ga niet alleen door ’t leven / Heer’, wat wilt Gij dat ik doe?

Geloofsleer

• HC zondag 10 - Gods voorzienigheid
• NGB art. 13 - Troost van Gods voorzienigheid

Bijbelleesles
We willen dit gedeelte behandelen met een Bijbelleesles, korte vragen die over de Bijbeltekst gaan. Steeds wordt gezocht naar een combinatie van vragen over de tekst én vragen die de toepassing naar het eigen leven maken. Aan het eind zijn dan geen gespreksvragen opgenomen. Kopieer van tevoren dit Bijbelgedeelte, de vragen en eventueel de in de exegese genoemde teksten. Voor het leesgemak van de kinderen is het aan te bevelen de tekst uit te vergroten op een A-4.

Omdat deze Bijbelleesles een groot gedeelte behandelt, is het voorstel om een deel van hoofdstuk 20 te vertellen. Daarom staan hierbij geen vragen maar een korte vertelschets.

Handelingen 21
Vers 36

• Wat roept het volk?

Vers 37

• Paulus stelt een vraag. Aan wie? Wat vraagt hij?

Vers 39

• Wat vertelt Paulus over zichzelf?
• Wat vraagt Paulus dan?

Paulus wenkt het volk. Ze moeten stil worden. Dan begint hij te vertellen.

Handelingen 22
Het voorstel is om hoofdstuk 20 – de verdediging van Paulus – aan de kinderen te vertellen.

• ‘Mannen broeders en vaders’. Zo noemt hij de joden die zo woedend voor hem staan. Deze mensen zijn nog steeds zijn volksgenoten.
• ‘Hoor mijn verantwoording.’ Paulus begint te vertellen over zijn verleden. ‘Ik ben een Joodse man, geboren in Tarsen. In Jeruzalem ben ik onderwezen door de rabbi Gamáliël. Hij hield zich nauwkeurig aan Gods wet, zoals ook jullie nu doen. Ik heb de volgelingen van Jezus vervolgd, gevangen genomen en mannen en vrouwen in de gevangenis gebracht. De hogepriester en de het Sanhedrin zijn mijn getuigen. Van hen heb ik brieven gekregen om in Damascus christenen op te mogen pakken en naar Jeruzalem te brengen zodat ze daar gestraft zouden worden.’
• Paulus vertelt heel uitvoerig hoe hij christen is geworden. Voor de joden zijn drie Godsopenbaringen het bewijs dat het echt gebeurd is. Paulus heeft ook drie verschijningen van God gekregen. Allereerst werd hij door God tegengehouden op de weg naar Damascus.
• Het tweede bewijs is dat God verscheen aan Ananias. Ananias is naar Saulus toegestuurd in Damascus. Ananias vertelde aan Paulus dat God een doel met zijn leven had, namelijk om aan de mensen het Evangelie te verkondigen.
• Als derde bewijs kreeg Paulus een visioen in de tempel in Jeruzalem. God zei tegen hem dat hij direct uit Jeruzalem moet gaan, want de joden zullen zijn prediking niet geloven. ‘Maar Heere’, zei Paulus, ‘ze weten toch dat ik mensen in de gevangenis wierp en hen geselde die in U geloofden? En toen Stéfanus gestenigd werd was ik er ook bij. Ik bewaarde de kleren van de mensen die hem stenigden.’ Zou Paulus niet juist met zegen kunnen werken onder de joden?
  Nee, de Heere heeft een andere bedoeling met Paulus leven. ‘Ga heen: want Ik zal u ver tot de heidenen afzenden.’ Paulus moet aan de heidenen het Evangelie gaan vertellen. Dat was het doel van God.

Vers 22-24

• Wat is de reactie van het volk op deze woorden van Paulus?
• Wat beveelt de overste?
• Wat vind jij hiervan?

Paulus vertelt dat hij als een Romeins burger is geboren.

Vers 29

• Wat verandert er als Paulus dit verteld heeft?
  Uitleg: de Romeinse wet verbood het om een Romein onveroordeeld te geselen.

Handelingen 23
Paulus komt voor de Joodse Raad, dat is het Sanhedrin. Zij moeten hem verhoren.

Vers 1-2

• Vertel eens in eigen woorden wat Paulus hier zegt.
• Kun jij dat ook zeggen van jouw leven? Wanneer heb je een zuiver, een goed geweten (consciëntie)?
• Welke opdracht geeft de hogepriester? Waarom zou hij dat doen?
• Vind jij dat eerlijk? Waarom wel/niet?

Vers 3

• Paulus reageert verontwaardigd, boos. Wat zegt hij?

Vers 4-5

• Tegen wie heeft Paulus zijn boze woorden gesproken?
• Mag je dat zeggen tegen de hogepriester? Waar lees je dat in de tekst?
• Spreek jij wel eens kwaad over iemand? Mag dat?

Vers 6

• Over welke twee groepen in het Sanhedrin lees je hier?
• Bij welke groep hoort Paulus?

Vers 7-8

• Er komt onenigheid, verdeeldheid tussen de Farizeeën en de Sadduceeën. Waarover gaat het?
• Wie geloven er niet in de opstanding?

Vers 9

• Dan gebeurt er iets bijzonders bij de Farizeeën. Hoe denken zij nu over Paulus?
• Waarom zouden ze zo veranderd zijn?

Vers 10

• Waar is de overste bang voor?
• Wat doet hij?
• Wie bewaart Paulus?

Vers 11

• Wat zegt de Heere tegen Paulus?
• Weet jij waar Rome ligt? Zoek op een kaart op waar Jeruzalem en Rome liggen.
• De Heere bemoedigt Paulus. De Heere zal voor hem zorgen en de Heere zal met hem zijn. Zo wil de Heere ook voor jou zorgen en met jou zijn. Geloof jij dat?