Bijbelgedeelte: Ezechiël 12:1-21

Context
Juda is om zijn zonden weggevoerd naar Babel, maar God vergeet hen daar ook niet. Ook in de ballingschap geeft Hij profeten. Ezechiël moet het volk tot bekering roepen. In de voorafgaande hoofdstukken heeft Ezechiël een visioen van God gehad over Zijn heerlijkheid. In dit gedeelte spreekt God tot Ezechiël met Zijn eigen woorden. De profeet krijgt de opdracht door zijn gedrag en houding bepaalde dingen bekend te maken aan het volk.

Kerntekst
Psalm 32:10 De goddeloze heeft veel smarten, maar die op de Heere vertrouwt, die zal de goedertierenheid omringen.

Doelstellingen

• De kinderen leren over de voorzeggingen over de vlucht van koning Zedekia en de komende ellende in Juda.
• Zij beseffen dat een profetie ook in onze tijd wat te zeggen heeft.

Zingen

• Psalm 1:1,3; 5:4,10; 32:5
• UAM Sta, mensenkind, sta op uw voeten
• ZB Al waren uw zonden als scharlaken
  Om onze overtredingen

Geloofsleer

• NGB art. 3 - Het Woord van God

Introductie
Vertel over de profeet Ezechiël: hij leefde ca. 600 voor Christus en is met de Joden in ballingschap naar Babel gevoerd door Nebukadnezar. Hij was afkomstig uit een priesterfamilie. God riep hem om te profeteren. Hij was getrouwd, woonde in zijn eigen huis en was betrekkelijk vrij.

Beginzin
Daar zit de profeet Ezechiël, samen met de inwoners van Juda in Babel. In Babel? Ja, ze zijn meegevoerd door de vijand. Ze hebben niet naar de Heere God geluisterd. God had hen gewaarschuwd, maar ze gingen gewoon door met zondigen.

Vertelschets

• Maar koning Zedekia woont nog steeds met een deel van het volk in Jeruzalem. Daarom denken de mensen in Babel dat ze snel weer terug kunnen naar Juda en Jeruzalem. Veel valse profeten zeggen het ook: ‘Nog even en er zal een einde komen aan de gevangenschap, dan zullen we weer terugkeren.’ De mensen geloven deze valse profeten. Ze geloven niet wat God zegt. Zo’n vaart zal het wel niet lopen met het oordeel van God, denken ze. Wat dwaas! Het volk weet toch dat God een God is, Die doet wat Hij zegt?!
• En jij, geloof jij dat de Heere doet wat Hij zegt? Hij zegt het tegen jou: Je bent Mij ongehoorzaam, maar nu heb Ik Mijn Zoon gegeven. Als je in Hem gelooft, dan zal ik je jouw zonden vergeven, maar geloof je niet in Hem dan zal Ik je oordelen.
• De Heere God ziet ook dat de mensen niet naar Zijn oordelen luisteren. Daarom laat Hij Zijn knecht, de profeet Ezechiël, het volk nog een keer waarschuwen.
• ‘Mensenkind.’ Dat betekent ‘mensje’, ‘zondig mensje’. Ezechiël krijgt een heel bijzondere opdracht om aan het volk te laten zien dat hun koning Zedekia gestraft zal worden en dat Jeruzalem zal worden verwoest.
• Hij moet op reis gaan. Hij moet alles meenemen wat hij normaal gesproken mee zou nemen op reis: sandalen, kleren, eten, drinken, tent en dingen die Ezechiël niet kan missen. Al deze spullen moet hij overdag voor zijn huis neerzetten, zodat alle mensen kunnen zien dat hij zich klaarmaakt om op reis te gaan. Ezechiël mag pas ‘s nachts vertrekken in het geheim. Maar voordat hij vertrekt moet hij een gat in de muur van zijn huis maken en door dit gat moet hij vertrekken.
• Ezechiël doet precies wat God van hem vraagt. De mensen zullen wel vreemd opgekeken hebben.
• Dan spreekt de Heere God. Ezechiël moet de mensen aan de hand van wat hij heeft gedaan, uitleggen wat er gaat gebeuren met hun koning Zedekia. De mensen zullen namelijk wel vragen hebben bij de dingen die Ezechiël doet. Een gat in je huis maken doe je niet zomaar en als je je reisspullen voor je huis legt, dan worden de mensen nieuwsgierig.
• Nu mag Ezechiël de mensen waarschuwen voor het oordeel en hen zeggen wat er gaat gebeuren: Zedekia zal vluchten uit Jeruzalem, net als Ezechiël die zijn huis verliet. Zal Zedekia dan niet gestraft worden? Zal hij de straf ontlopen? Nee, want hij zal wanneer hij op de vlucht is, gevangen genomen worden door de vijand en hij zal meegenomen worden naar Babel en daar zal hij sterven. Iedereen die bij Zedekia hoort zal op de vlucht slaan.
• Maar dan zullen de heidenen denken, dat God geen macht heeft. Dat Hij onmachtig is, omdat Jeruzalem verwoest zal zijn. Daarom zal de Heere een kleine groep mensen over houden. Deze groep mensen zal moeten zeggen dat de verwoesting van Jeruzalem een oordeel was van God, omdat het volk Hem niet gehoorzaam is geweest.
• En zo vertelt Ezechiël wat God bedoelt met het teken. Ezechiël voorspelt wat er komen gaat. Zal het volk het nu gaan geloven, dat God Zijn oordelen doorzet?
• De mensen zijn wel onder de indruk van deze voorzegging, maar het is nog niet voldoende. Daarom geeft de Heere nog een teken. Ezechiël moet gaan eten en drinken. Hij moet dat heel angstig doen. Al bevend, zodat iedereen kan zien dat hij bang is.
• De mensen die hem zien, kijken vreemd naar hem. Wat zal er toch zijn met Ezechiël? Dan vertelt Ezechiël wat er komen gaat: ‘Zoals ik nu angstig en bevend eet en drink, zo zal het ook gaan met de mensen in Juda en Jeruzalem. Zij zullen angsten uitstaan. Zij zullen straks ook niet meer rustig kunnen eten en drinken. Ze zullen niet meer in vrede kunnen leven. God zal hen oordelen. Zij zullen verdreven worden en Juda en Jeruzalem zullen worden verwoest.’
• De mensen zijn ervan onder de indruk. Zal God hun volk gaan straffen? Wat erg als dat gaat gebeuren. Even lijkt het, alsof ze in gaan zien dat God inderdaad doet wat Hij zegt.
• Maar na een aantal weken denken de mensen al niet meer aan de tekenen van Ezechiël en de woorden van God, want er is nog steeds niets gebeurd in Juda en Jeruzalem. De mensen spotten zelfs met Ezechiël. Wat erg is dat! De Heere God heeft hen twee tekenen gegeven om aan het volk duidelijk te maken dat het oordeel komen zal. Hiermee heeft de Heere God laten zien dat Hij geduldig is, De mensen hadden zich nog kunnen bekeren, maar in plaats van dat te doen gaan ze spotten.
• Dan is het voor de Heere God genoeg en Hij maakt aan Ezechiël bekend dat het volk nu niet meer gewaarschuwd zal worden. God zal het volk nu zonder waarschuwingen gaan oordelen. Zo is het gebeurd. Jeruzalem en Juda zijn verwoest.

Slotzin
De Heere doet wat Hij zegt. Hij roept jou en mij toe: Bekeer je, kom tot Mij. Als je Hem niet kent, zal Hij je straks oordelen. Maar als je Hem mag kennen, als je in Hem gelooft, dan zal Hij je niet oordelen, maar zal Hij je binnenhalen in de hemel. Ga tot Hem voor het te laat is.

Verwerking
Kom terug op de opdracht bij de introductie: wat zou jij wel doen als je gaat fietsen en het gaat regenen, en wat deed het volk niet? Hoe reageer jij op de boodschap van de Heere?

Spreek met de kinderen over vraag en antwoord 84 (HC). Iedere zondag wordt er gepreekt. Dan wordt het Evangelie (=blijde boodschap) doorgegeven. Dit Evangelie werkt 2 dingen uit:

1. Of het opent de hemel voor je.
2. Of je gelooft het evangelie niet, dan zal God je oordelen.
   Bespreek in dit verband met de kinderen ook dat het nu nog genadetijd is. Dat God Zijn Evangelie nog laat horen in de Bijbel, in de kerk, op zondagsschool.