Bijbelgedeelte: Lukas 2:1-7

Context
Vorige week is verteld dat Gabriël bij Maria kwam, om haar te vertellen dat ze de moeder van de Heere Jezus zou worden. De kinderen hebben dus al gehoord dat Maria in verwachting is van de Heere Jezus.

Kerntekst
Lukas 2:7 En zij baarde haar eerstgeboren Zoon

Doelstelling

De kinderen leren dat de Heere Jezus naar de aarde kwam om onze zonden te verzoenen.
De kinderen weten dat er geen plaats was voor de Heere Jezus en dat de Heere ook bij ons Zelf plaats moet maken in ons hart.

Zingen

Psalm 98:2
ZB - Alzo lief had God de wereld / Ik kniel aan Uwe kribbe neer / Wandel je in de duisternis
UAM - Komt allen tezamen / God biedt u nu Zijn vrede aan / Heiland, Christus, aller Heer’

Geloofsleer

NGB art. 18 - Van de menswording van Jezus Christus
HC vraag 19 - Jezus, God en Mens
HC zondag 14 - Ontvangen uit de Heilige Geest

Introductie
Zoek op een kaartje (achter in je Bijbeltje) op waar Nazareth ligt en waar Bethlehem ligt. Praat er over hoe ver de afstand is. Over deze plaatsen gaat het in dit verhaal.

Beginzin
Midden in het dorpje Nazareth staat een hele groep mensen.

Vertelschets

Jozef, de timmerman, ziet het. Hij loopt er ook naar toe. Wat is er aan de hand? Als hij wat dichterbij komt, ziet hij dat er in het midden een man staat met een rol papier in zijn hand. Jozef ziet het al, het is een bode van de keizer, iemand die hen iets komt vertellen namens de keizer. Wat zou het zijn?
Jozef luistert. De boodschapper van de keizer leest voor: ‘Keizer Augustus geeft het bevel dat de hele wereld beschreven moet worden. Iedereen moet zijn naam en zijn bezit laten opschrijven in de stad waar zijn familie vandaan komt’.
Mijn familie komt niet hier vandaan, denkt Jozef. Mijn familie komt uit Bethlehem, helemaal aan de andere kant van Israël. En Maria’s familie komt daar ook vandaan. We zijn allebei nog familie van koning David, die ook uit Bethlehem kwam. Dan moet ik dáár naar toe gaan om onze naam op te laten schrijven. Ik ga het gauw aan Maria vertellen.
Jozef loopt naar het huis waar hij en Maria wonen, bij de timmerwerkplaats. ‘Maria’, roept hij, ‘luister eens’. Jozef vertelt wat de bode gezegd heeft. ‘Oh’, zegt Maria, ‘maar het duurt niet lang meer voor het Kindje geboren wordt en het is een lange reis naar Bethlehem. Hoe moet dat nu?’ ‘Ik denk dat je maar het beste met me mee kunt gaan’, zegt Jozef. ‘Dan hoef je hier niet alleen te blijven als het Kindje wordt geboren. Dan kan ik voor je zorgen’. Jozef gaat weer aan het werk. En Maria denkt na over de reis die ze moeten gaan maken.
De volgende dagen is ze druk met inpakken. Ze zullen lange tijd van huis zijn. Er moet eten en drinken mee voor onderweg. Kleren voor Jozef, voor haarzelf en… voor het Kindje. Maria moet vaak denken aan het Kindje. Het Kindje dat zij verwacht, is geen gewoon Kindje. Het is de Zoon van God, Die komt om het goed te maken tussen God en de mensen. Die komt om de straf te dragen, die de mensen verdiend hebben voor hun verkeerde dingen, hun zonden. Wat is het heerlijk dat Hij komt! Nu kan het weer goed worden met God!
Nu kan het ook voor jou weer goed worden met God.
Een paar dagen later gaan ze op weg. Jozef draagt de spullen. Ze lopen de hele dag. Soms rusten ze even uit. Dan gaan ze onder een boom zitten langs de kant van de weg en dan eten ze wat. Maar daarna moeten ze weer verder. ‘s Avonds zoeken ze een plek waar ze kunnen slapen. De volgende dag gaan ze weer verder, en de volgende dag weer. Vijf dagen zijn ze onderweg en dan zien ze in de verte… Bethlehem. Nu zijn ze er bijna!
Als ze door de poort naar binnen gaan, zien ze dat het heel druk is in Bethlehem. Er zijn heel veel mensen van wie de familie uit Bethlehem komt. Overal op straat zie je mensen die op weg zijn naar hun familie of die staan te praten met oude bekenden die ze zijn tegenkomen. Er lopen ook soldaten, die moeten zorgen dat alles rustig verloopt. En er zijn mannen die de beschrijving regelen. Zij hebben bladen papyrus (soort papier) bij zich, waar alles op geschreven moet worden. Maar dat inschrijven komt later wel. Jozef en Maria gaan eerst een plekje zoeken voor de nacht.
Jozef en Maria lopen naar de herberg. Dat is een heel groot gebouw waar je kunt blijven slapen als je op reis bent. In de herberg is het ook al zo druk. Jozef zoekt de herbergier op. ‘Heeft u nog twee slaapplaatsen?’ De herbergier schudt zijn hoofd. ‘Nee, alles zit vol… Er zijn zoveel mensen gekomen voor de beschrijving’. Dat is jammer! Nu moeten Jozef en Maria verder zoeken. Is er ergens anders nog plaats? Misschien bij iemand thuis? Het lukt niet. Ze kunnen helemaal geen plekje vinden. ‘Misschien is er wel ergens een stal waar we kunnen slapen’, zegt Jozef. ‘Laten we dat maar proberen’, zegt Maria, ‘we moeten toch ergens slapen’. Even later vinden ze een stal. Jozef doet de deur open. Er zijn geen dieren binnen. In deze tijd van het jaar is het buiten niet koud, dan slapen de schapen in het veld. Jozef zet de spullen in een hoekje neer. Maria gaat zitten en ze haalt wat eten en drinken uit een tas. Op dit plekje kunnen ze voorlopig blijven.
In de dagen dat ze daar in Bethlehem zijn, gebeurt er iets heel moois… Het Kindje wordt geboren. Het is een jongetje. Een heel gewoon Kindje om te zien. Maar Jozef en Maria weten dat het geen gewoon Kindje is. Het is de Heere Jezus! Hij is uit de hemel gekomen om het goed te maken tussen God en de mensen.

Slotzin
Wat is het heerlijk dat Hij is geboren! Hij wil het ook voor jou goed maken met God.

Gesprek

Waar was de Heere Jezus voor Hij werd geboren, en voor Hij bij Maria groeide?
Hoe is het in de hemel? Op de aarde is het heel anders dan in de hemel. Wat is er anders?
Hoe zou het voor de Heere Jezus zijn om weg te gaan uit de hemel? Waarom wilde de Heere Jezus naar de aarde komen?

Samenvatting
Er gaat een gebod uit van de keizer Augustus: alle mensen moeten zich in laten schrijven in hun geboorteplaats. Jozef en Maria vertrekken vanuit Nazareth naar Bethlehem, de stad van David, in Judea. Wanneer zij in Bethlehem zijn gekomen, is de tijd aangebroken dat het Kind geboren zal worden. Als de Heere Jezus geboren wordt, wikkelt Maria Hem in doeken en legt Hem in een kribbe, omdat er voor hen geen plek is in de herberg.

Vragen