Bijbelgedeelte: Lukas 2:1-7

Context
Twee weken geleden is verteld dat Gabriël bij Maria kwam, om haar te vertellen dat ze de moeder van de Heere Jezus zou worden. De kinderen hebben dus al gehoord dat Maria in verwachting is van de Heere Jezus.

Kerntekst:
Lukas 2:7 En zij baarde haar eerstgeboren Zoon.

Doelstellingen

De kinderen leren de kerstgeschiedenis kennen.
Ze leren waarom de Heere Jezus is gekomen.

Zingen
Psalm - 136:1
ZB - Alzo lief had God de wereld / Wandel je in de duisternis
UAM - In Bethlehems stal / Stille nacht

Geloofsleer

HC, vraag 29 - Waarom ‘Zaligmaker’?
HC, zondag 14 - Ontvangen van de Heilige Geest
NGB, art. 18 - De menswording van Christus

Introductie
Wat is een keizer? (de baas over een heel land, een mooi paleis, de mensen moeten naar hem luisteren… Als ze het niet weten, kun je als hint geven: het lijkt op een koning). Wie is er nog machtiger dan een koning of een keizer?
Afrondende opmerking: in het verhaal dat ik nu ga vertellen, gaat het ook over een keizer.

Beginzin
Midden in het dorpje Nazareth staat een hele groep mensen.

Vertelschets

Jozef, de timmerman, ziet het. Hij loopt er ook naar toe. Wat is er aan de hand? Als hij wat dichterbij komt, ziet hij dat er in het midden een man staat met een rol papier in zijn hand. Jozef ziet het al, het is iemand die voor de keizer werkt. Iemand die hen iets komt vertellen van de keizer. Wat zou het zijn?
Jozef luistert. De knecht van de keizer leest iets voor: ‘De keizer wil weten hoeveel mensen er in zijn land wonen. Alle namen moeten worden opgeschreven. Als je familie hier woont, moet je hier je naam op laten schrijven. Als je familie ergens anders vandaan komt, dan moet je daar naar toe gaan om je naam op te laten schrijven’.
O, denkt Jozef, mijn familie komt niet hier vandaan. Mijn familie komt uit een andere stad, uit Bethlehem. En Maria´s familie ook. (De link met David voegt voor de jongste kinderen niet zoveel toe, maakt het alleen maar ingewikkelder). Dan moet ik dáár naar toe gaan om onze naam op te schrijven. Ik ga het gauw aan Maria vertellen.
Jozef loopt naar het huis waar hij en Maria wonen, bij de timmerwerkplaats. ‘Maria’ roept hij, ‘luister eens’. Jozef vertelt wat de knecht van de keizer gezegd heeft. ‘Oh’, zegt Maria, ‘maar over een klein poosje wordt het Kindje geboren en het is heel ver lopen naar Bethlehem, waar je naar toe moet’. ‘Ja’, zegt Jozef, ‘je moet maar met me meegaan, Maria. Dan hoef je hier niet alleen te blijven als het Kindje wordt geboren. Dan kan ik voor je zorgen’.
Jozef gaat weer aan het werk. Maria gaat de spullen inpakken voor de reis. Eten en drinken voor onderweg. Kleren voor Jozef, voor haarzelf en… voor het Kindje. Maria moet vaak denken aan het Kindje. Het Kindje dat in haar buik groeit, is geen gewoon Kindje. Het is de Heere Jezus. Die komt om het goed te maken tussen God en de mensen. Zodat God niet meer boos hoeft te zijn over de stoute dingen, de zonden, die de mensen doen. Wat is het heerlijk dat Hij komt!
Als jij verdrietig bent omdat je iets stouts hebt gedaan, mag je het tegen de Heere Jezus zeggen. Hij wil het ook voor jou weer goed maken met God.
Een paar dagen later gaan ze op weg. Jozef draagt de spullen. Ze lopen de hele dag. Soms rusten ze even uit. Dan gaan ze onder een boom zitten langs de kant van de weg en dan eten ze wat. Maar daarna moeten ze weer verder. ´s Avonds zoeken ze een huis waar ze kunnen slapen. De volgende dag gaan ze weer verder, en de volgende dag weer. Vijf dagen zijn ze onderweg en dan zien ze in de verte… Bethlehem. Nu zijn ze er bijna!
Als ze door de poort naar binnen gaan, zien ze dat het heel druk is in Bethlehem. Er lopen veel soldaten. En er zijn mannen die alle namen opschrijven. Heel veel mensen zijn er in Bethlehem om hun naam op te laten schrijven. Maar dat gaan Jozef en Maria later wel doen. Ze gaan nu eerst een plekje zoeken om vannacht te slapen.
Jozef en Maria lopen naar de herberg; daar kunnen altijd zo veel mensen slapen. In de herberg lopen heel veel mensen. Jozef zoekt de baas van de herberg. ‘Hebt u nog een plekje voor ons om te slapen?’ De baas van de herberg schudt zijn hoofd. ‘Nee, alles zit vol… Er zijn zoveel mensen gekomen om hun naam op te laten schrijven’. Dat is jammer! Nu moeten Jozef en Maria verder zoeken. Is er ergens anders nog plaats? Of is er iemand bij wie ze kunnen logeren? Het lukt niet. Ze kunnen helemaal geen plekje vinden. ‘Misschien is er wel ergens een stal waar we kunnen slapen’, zegt Jozef. ‘Laten we dat maar proberen’, zegt Maria, ‘we moeten toch ergens slapen’. Even later vinden ze een stal. Jozef doet de deur open. Er zijn geen dieren binnen. Jozef zet de spullen in een hoekje neer. Maria gaat zitten en ze haalt wat eten en drinken uit een tas. Op dit plekje kunnen ze gelukkig blijven.
En in de dagen dat ze daar in Bethlehem zijn, gebeurt er iets heel moois… Het Kindje wordt geboren. Het is een jongetje. Een heel gewoon Kindje om te zien. Maar Jozef en Maria weten dat het geen gewoon Kindje is. Het is de Heere Jezus! Hij is uit de hemel gekomen om het goed te maken tussen God en de mensen.

Slotzin
Wat is het heerlijk dat Hij is geboren! Hij wil het ook voor jou goed maken met God.

Gespreksvragen
Wat vertelde de knecht van de keizer? Wat moesten Jozef en Maria gaan doen? Hoe lang moesten ze lopen? Lukte het om een plekje te vinden om te slapen? Wat was het voor plekje? Wat gebeurde er voor moois toen ze in Bethlehem waren? Waarom is de Heere Jezus geboren? Wat kwam Hij doen?

Samenvatting
Keizer Augustus laat een gebod uitgaan dat iedereen naar de plaats van zijn voorouders moet gaan om beschreven te worden. Jozef en Maria moeten hiervoor naar Bethlehem, de stad van David. Maria is hoogzwanger en als ze in Bethlehem komt, is de tijd vervuld: haar Zoon zal geboren worden. Omdat er in de herberg geen plaats is, wordt Hij geboren in een stal.

Vragen