Bijbelgedeelte: Genesis 12:1-9

Context
Terah is de vader van Abram, Nahor en Haran. Haran krijgt een zoon: zijn naam is Lot. Abram trouwt met Saraï. Abram en Saraï hebben geen kinderen. Terah neemt (omdat God dit bevel aan Abram gegeven heeft) verschillende familieleden mee op reis naar Ur der Chaldeeën om te gaan naar het land Kanaän. Ze komen in Haran en blijven daar wonen. Terah sterft in Haran.

Kerntekst
Genesis 12:1-2 Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen zal. En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken; en wees een zegen!

Doelstellingen

De kinderen kennen de geschiedenis van de roeping van Abram, en ze weten dat de Heere ook vandaag nog roept.
Ze leren dat we God altijd gehoorzaam moeten zijn. God helpt je als je gelovig op Hem vertrouwt en alles aan Hem overlaat.

Zingen

Psalm 17:3; 37:2,3; 61:3
UMK - Door het geloof is Abraham
ZB - ‘k Stel mijn vertrouwen

Geloofsleer

HC vraag 21 - Een waar geloof
HC vraag 28 - Ons leven ligt in Gods hand
HC zondag 50 - Vertrouwen op God alleen

Introductie
Vraag de kinderen of zij de stem van God kunnen horen. Je hoort Gods stem als je in de Bijbel leest of als iemand iets uit de Bijbel gaat vertellen (de dominee, je ouders, de zondagsschoolmeester of de zondagsschooljuf, misschien de juf of meester op school). Ook in de natuur kun je Gods stem horen, bijvoorbeeld als het onweert en je de bliksem ziet flitsen, of als het heel hard stormt.

Beginzin
‘Abram! Abram! Abram!’ Ademloos, zijn hoofd naar de hemel opgeheven, luistert Abram naar de stem die roept. Ineens weet hij het: dit is de stem van de Heere, Hij roept hem!

Vertelschets

Abram woont met zijn familie in Ur. Het is een grote stad waar mooie huizen zijn gebouwd met een dikke muur om de stad. De mensen voelen zich er veilig.
Op een dag hoort hij Gods stem: ‘Ga uit je land en uit je omgeving en ga naar het land dat Ik je wijzen zal.’ Hij moet weggaan uit Ur! Dát is moeilijk. Dan moet hij zijn huis achterlaten en alle bekende mensen. En waar moet hij heengaan?
God zegt nog meer: ‘Abram, Ik zal je zegenen. Ik zal zorgen dat je een heel grote familie krijgt. Ik zal je naam groot, bekend, maken. Ik zal altijd voor je zorgen.’
God wil Zijn kind Abram een eigen land geven. Als alle andere mensen de afgoden dienen en God vergeten, zullen Abram en zijn familie God dienen in het land dat God hen gegeven heeft.
De Heere roept Abram en Abram gehoorzaamt direct. God maakt hem gehoorzaam. Abram vertrouwt op de Heere. Hij gelooft dat de Heere voor hem zal zorgen.
Weet jij dat de Heere voor je zorgt. Hoe weet je dat?
Nu moet Abram zomaar weg gaan uit de plaats en de omgeving die hij goed kent en waar hij zich thuis voelt. Hij moet vertrouwen op Gods beloften alléén! God zal hem de weg wijzen en vertellen waar hij de tenten op moet zetten.
Hij vertelt aan zijn vrouw Saraï, zijn neef Lot en aan alle andere mensen en knechten die bij hem horen, wat God gezegd heeft.
Ze maken alles klaar om zo snel mogelijk op reis te kunnen gaan. Ze pakken alles in wat ze hebben: kleren, schalen, dekens, de tenten. Ze nemen een heleboel eten en drinken mee. De ezels, schapen, kamelen en geiten brengen ze bij elkaar. Alles moet mee.
De reis duurt erg lang. Elke avond zetten ze de tenten op. De vrouwen maken eten klaar, de mannen zorgen voor de dieren. Ze letten goed op of er rovers komen of wilde dieren. Na heel veel dagen komen ze aan in Haran.
Daar blijven ze een poosje wonen. De vader van Abram die ook meegegaan was, sterft hier.
Dan vertelt de Heere aan Abram dat ze weer verder moeten gaan. Na een lange reis komt de stoet uiteindelijk aan in Kanaän.
Abram reist nog een stukje verder het land in. ‘Kijk eens, daar, zie je die bomen? Dat is vast een mooie plek om onze tenten op te slaan!’ Dicht bij de stad Sichem is een bos. Daar zetten ze de tenten op.
‘Dit land zal Ik u en uw familie geven’, zegt God. Abram voelt zich blij worden. Hij gelooft de Heere. Het zal zeker gebeuren. Nu wonen er nog andere mensen in het land, maar op een dag zal het volk van Abram er wonen.
Abram bouwt een altaar. Hij stapelt stenen op elkaar, want hij wil een schaap offeren om de Heere te danken.
Als de dieren al het gras opgegeten hebben, breken ze de tenten op en gaan verder het land in.

Slotzin
Op die nieuwe plaats bouwt Abram ook weer een altaar en weer offert hij de Heere een dier. Overal laat hij zien dat hij de Heere liefheeft.

Gesprek
Wat zei de Heere tegen Abram? Was Abram gehoorzaam? Wat moest hij allemaal meenemen? Wist hij waar hij naar toe zou gaan? Abram wist zeker dat de Heere voor hem zou zorgen. Wil de Heere ook voor jou zorgen? Hoe doet Hij dat? Hoe kun jij de Heere gehoorzamen?

Samenvatting
Abram woont in Ur in Mesopotamië. Daar roept de Heere Abram om Hem te volgen. Hij moet zijn land en zijn familie achterlaten. De Heere zal hem wijzen waar hij heen moet gaan. Hij belooft dat Hij Abram tot een groot volk zal maken en dat in zijn nageslacht de hele mensheid gezegend zal worden. Abram gaat op reis met zijn vader Terah en zijn neef Lot. Na ongeveer 1000 km komen ze aan in Haran. Daar sterft Terah. Ze trekken zo'n 700 km verder naar Sichem, in het beloofde land Kanaän. De Heere belooft Abram dat Hij zijn nageslacht dit land zal geven. Abram bouwt de Heere een altaar. Later trekt Abram verder naar het zuiden, bij Beth-El en ook daar bouwt hij een altaar en roept de Naam van de Heere aan.

Vragen