Bijbelgedeelte: Jesaja 6

Context
In het voorafgaande gedeelte klaagt de Heere over de zonden van het volk Israël. Het volk houdt zich niet aan Zijn geboden, onderdrukt de armen en houdt geen rekening met God. Daarom wordt het oordeel aangekondigd. De Heere roept een zesvoudig wee uit over allerlei verschillende zonden en voorzegt vervolgens wat Hij in Zijn toorn met het volk doen zal. Het is in deze situatie dat Jesaja tot profeet geroepen wordt.

Kerntekst
Jesaja 6:8 Daarna hoorde ik de stem des Heeren, dewelke zeide: Wien zal Ik zenden en wie zal voor Ons heengaan? Toen zeide ik: Zie, hier ben ik, zend mij heen.

Doelstelling

• De kinderen horen hoe heilig God is en dat niemand Hem kan zien en leven.
• Ze leren dat je alleen omgang met God kunt hebben als je zonden verzoend worden, maar dat dat ook mogelijk is!
• Ze horen hoe belangrijk het is dat je Gods Woord en de prediking daarvan niet alleen hoort, maar ook gehoorzaamt.

Zingen

• Psalm 5:1,4,5,7; 8:1; 15:1; 95:4,5,6,7; 141:3
• ZB - Heilig, heilig, heilig / Grote God, wij loven U / Heer’, in Uw heiligdom / Neem mijn leven / Woord, voor ons geschreven

Geloofsleer

• HC zondag 3 - De verdorvenheid van de mens
• HC zondag 16 - Verzoening door Christus’ offer
• NGB art. 15 - De zondige natuur van de mens
• NGB art. 23 - Onze rechtvaardigmaking
• DL 1, par. 3-6 - De prediking en noodzaak van geloof en bekering

Introductie
Ben je in de vakantie wel eens in het buitenland geweest? Misschien bezocht je samen met je vader en moeder zo’n mooie, grote kathedraal. In die kathedralen zie je vaak beelden van engelen met vleugels. Heb jij ook altijd gedacht dat ze die vleugels hebben om mee te vliegen? Dat is maar gedeeltelijk waar. Weet je waar ze die ook voor gebruiken? Om hun gezicht mee te bedekken. De Heere God is zo ontzettend heilig dat zelfs de engelen de vleugels voor hun gezicht moeten doen, omdat de glans van God te schitterend is.

Beginzin
In het jaar dat koning Uzzia stierf, kreeg ik, Jesaja, een visioen. Wat ik toen te zien kreeg, is bijna niet te beschrijven.

Vertelschets

• Ik zag een hoge troon en daarop zat de Heere God. Zijn woonplaats zag eruit als de tempel. De koninklijke mantel die Hij droeg, vervulde de hele tempel, zo groot en machtig was Hij.
• Om Hem heen stonden allemaal serafs, engelen. Ze hadden wel zes vleugels. Met twee ervan vlogen ze, maar met de andere vier bedekten ze hun voeten en aangezicht.
• Ik begreep ook waarom. Er ging zo’n enorme glans uit van de HEERE dat ik er niet naar kon kijken. Het was niet te verdragen voor een mens.
• Vol aanbidding riepen ze tegen elkaar: ‘Heilig, heilig, heilig is de HEERE van de hemelse legermachten. De hele aarde is totaal vervuld met Zijn heerlijkheid.’
• Het geluid van hun geroep was zo krachtig dat de deurposten gingen beven en de tempel vervuld werd met rook.
• Een ontzettende vrees kwam over mij, want ik besefte: Waar deze engelen terecht Gods heerlijkheid uitroepen, heb ik met mijn lippen juist zo vaak gezondigd. Mijn spreken over God is niet geweest wat het moest zijn. Mijn bidden tot God is niet geweest wat het moest zijn. Mijn spreken tot andere mensen is niet geweest wat het moest zijn. En hetzelfde geldt voor mijn volk. Ik kan voor deze heilige God niet bestaan. Ik moet vergaan nu ik de Koning, de Overste van de hemelse legerscharen, gezien heb.
• Op dat moment kwam er een seraf naar mij toegevlogen. In zijn hand had hij een gloeiend kooltje. Dit had hij met een tang van het altaar genomen. Terwijl hij daarmee mijn mond aanraakte, zei hij: ‘Nu dit kooltje uw lippen heeft aangeraakt, zijn uw zonden verzoend.’
• Op dat moment hoorde ik de HEERE zeggen: ‘Wie kan ik zenden en wie zal voor Ons heengaan?’
• Ik antwoordde: ‘Laat mij gaan!’
• Toen zei de HEERE: ‘Ga tot het volk en preek hun Mijn boodschap. Maar reken erop, Jesaja, ook al horen ze je boodschap, ze zullen er niet naar luisteren, niet gehoorzamen. Ze zullen zich niet bekeren en Ik zal hen daarom niet kunnen genezen.’
• Ik vroeg aan de HEERE: ‘Maar hoelang zal dat dan duren?’
• Toen zei Hij: ‘Je moet doorgaan met preken totdat Ik besluit dat het genoeg is en heel het land verwoest zal worden en het volk Israël in ballingschap weggevoerd zal worden.’
• Vol ontzetting hoorde ik de boodschap aan. Zou heel mijn prediking tevergeefs zijn? Zou er dan niemand luisteren naar de woorden van mijn Zender, naar de woorden van God? Zou heel mijn volk getroffen worden door het verdiende oordeel van God?

Slotzin
Maar toen kwam er toch nog een belofte. De HEERE zei tegen me: ‘Jesaja, kijk eens naar de natuur. Ook al verliest een boom al haar blad, toch blijft er nog een deel van de boom over. Zo zal ik met Mijn volk doen. Ook al zal er door hun eigen zonden bijna niets van het volk overblijven, toch zal Ik een tiende deel sparen en Mij over hun ontfermen.’

Gesprek

• Wat kun je uit de houding van de engelen en de uitroep van Jesaja leren over de heiligheid van God?
• (Denk ook aan het leven van Mozes: bij de brandende braambos, toen hij van de berg kwam, toen hij vroeg of hij God mocht zien.)
• De Heere is heilig. Wat heeft dat voor jou te betekenen? (Eerbied in het naderen tot God; aan de andere kant mag je tot Hem komen. Misschien kun je uitleggen dat de Heere zoveel kanten heeft en dat wij dat nooit helemaal kunnen begrijpen. Denk aan lankmoedigheid, de toorn over de zonde, genade, almacht, alwetendheid, etc.)
• Zou de Heere nog steeds mensen uitzenden zoals Jesaja? Ben jij bereid om de boodschap van God aan anderen door te geven? Op welke manieren zou je dat in je omgeving, op school, naar je vrienden/vriendinnen kunnen doen?
• Hoe zit jij onder de prediking? Hoor je die alleen of gehoorzaam je ook?
• Wat is het gevolg als jij de prediking niet gelooft?

Samenvatting
In het sterfjaar van koning Uzzia wordt Jesaja geroepen tot profeet. Hij ziet de Heere zitten op een grote troon. Engelen met zes vleugels staan om de troon heen. Ze roepen elkaar toe: 'Heilig, heilig, heilig is de HEERE der Heirscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol.' Jesaja wordt bang als hij dit ziet. Hij is immers onrein en zondig en nu heeft hij de Heere gezien! Een engel komt naar hem toe en raakt met een kool zijn lippen aan. Hiermee is Jesaja's zonde verzoend. De Heere vraagt: 'Wie zal Ik zenden?' Jesaja zegt: 'Hier ben ik.' Dan zendt de Heere hem naar het volk Israël, een volk dat zich niet wil bekeren. Jesaja vraagt hoelang hij door moet gaan. De Heere vertelt dat er een moment komt dat Hij het volk zal verstrooien. Maar er zal ook weer een rest terugkomen, dat belooft de Heere.

Vragen

1. Wat weet je van de profeet Jesaja?
2. Wat ziet hij in dit hoofdstuk?
3. Begrijp je dat Jesaja schrikt als hij die heerlijkheid ziet?
4. Wat betekent het dat de Heere het volk wel zal straffen met de ballingschap, maar dat er ook weer een rest zal terugkeren?