Bijbelgedeelte: Lukas 15:11-32

Context
De Farizeeën en Schriftgeleerden komen naar Jezus toe. Ze hebben kritiek omdat de Heere Jezus heeft gegeten met tollenaren. Ze begrijpen niet dat hij met zulke zondaren eet. Als reactie daarop vertelt Jezus drie gelijkenissen.

Kerntekst
Lukas 15:21 En de zoon zeide tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel, en voor u, en ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden.

Doelstellingen

De kinderen zien iets van de liefde van God de Vader voor zondaren.
Ze leren dat je als een zondaar tot God mag vluchten en dat niemand te slecht is.
Ze beseffen dat de Heere Jezus niet alleen de Farizeeën, maar ook hen oproept zich bekeren.

Zingen

Psalm 32:5,6; 33:11; 65:2; 103:2,7
ZB - Alzo lief had God de wereld / Groot is Uw trouw, o Heer’ / Heer’, ik kom tot U / Komt tot Mij

Geloofsleer

HC zondag 3 - De bekering: afsterving en opstanding
NGB art. 2 - Jezus Christus, de enige Middelaar

Introductie
Stel je voor: je mag bij de koningin op bezoek komen. Wat doe je dan? Je trekt je mooiste kleren aan, je kamt je haren en je doet heel beleefd en netjes.
Vandaag gaat het ook over bezoek, hoe je bij de Heere mag komen en wat de Heere dan doet. Na het verhaal vraag ik het nog eens.

Beginzin
Bij de Heere Jezus staat een groep mensen. Gewone mensen, maar ook Farizeeën en Schriftgeleerden.

Vertelschets

De Heere Jezus vertelt een verhaal, omdat de Farizeeën en Schriftgeleerden kritiek op Hem hebben.
Er was eens een man die twee zonen had. Op een dag zoekt de jongste zoon, hij is ongeveer 19 jaar, zijn vader op. ‘Vader, als u niet meer leeft dan krijgen mijn broer en ik uw spullen en geld. Ik wil dat nu al hebben.’
Vader kijkt zijn zoon verdrietig aan. Hij voelt dat zijn zoon niet van hem houdt. Dat hij alleen zijn geld wil hebben. Hij denkt dat geld hem gelukkig maakt.
En toch geeft de vader zijn zoon het deel waar hij recht op heeft.
Een paar dagen later vertrekt de zoon. Hij heeft alles verkocht en met heel veel geld gaat hij nu op reis. Hij gaat genieten van al zijn geld en rijkdom.
Daar staat de vader. Hij ziet zijn zoon gaan. Tranen staan in zijn ogen.
Na een lange reis komt de jongen in een land, heel ver van huis. Daar viert hij feest. Hij heeft geld genoeg en iedereen wil zijn vriend wel zijn.
Ze eten en drinken en elke dag krijgt hij minder geld. Op een dag schudt hij de laatste kleine geldstukjes uit de zak. Leeg, z’n geld is op. Zijn vrienden komen niet meer. Vrienden? Nee, vrienden waren het niet. Ze kwamen voor zijn geld, niet voor hem!
Een echte vriend geeft om jou, en niet om wat je hebt. Ben jij zo’n vriend?
De jongen moet aan het werk. Maar dat valt niet mee. Eindelijk vindt hij werk. Hij mag op de zwijnen passen. Wat een verschrikkelijk baan! Varkens zijn onreine dieren. Je wordt er zelf ook onrein van. Zulk laag werk moet de jongen nu doen!
Maar, hij heeft nog steeds honger. Hij ziet dat varkensvoer, wat zou hij daar graag ook iets van eten. Maar hij krijgt het niet. De zwijnen krijgen meer dan hij.
Dan denkt de jongen aan zijn vader. De knechten van zijn vader krijgen genoeg te eten. En hij…. Als dit nog langer duurt, dan zal hij sterven van de honger. Weet je wat? Hij zal teruggaan, terug naar zijn vader.
Hij zal zeggen dat hij heeft gezondigd, dat het verkeerd was wat hij gedaan heeft. Hij heeft niet alleen z’n vader verdriet gedaan, maar ook de Heere. Hij zal aan zijn vader vragen of hij een knecht mag worden.
Daar gaat een arme en magere jongen over de weg. Hij kijkt op, in de richting van de boerderij. Wie komt daar aan?
Met uitgebreide armen komt de vader op hem af. Tranen staan in zijn ogen. En voordat de jongen om vergeving kan vragen, heeft z’n vader zijn armen al om hem heen geslagen en kust hem.
Na de omhelzing kijkt de jongen z’n vader aan: ‘Vader, ik heb gezondigd, het was verkeerd wat ik heb gedaan. Ik heb niet alleen u verdriet gedaan, maar ook de Heere. Ik ben het niet waard om uw zoon te zijn.’
Maar zijn vader geeft een bevel aan zijn knecht: ‘Zoek de beste kleren op, haal schoenen en mijn ring en doe ze mijn zoon aan. En haal het gemeste kalf, slacht en braad het.’
Als alles klaar is, begint het feest. De jongste zoon is gewassen en zit met prachtige kleren aan tafel. Iedereen is blij. Het gezicht van de vader straalt en hij roept het uit: ‘Mijn zoon was dood, maar leeft, hij was verloren, maar hij is gevonden. Hij was zover van huis, maar hij is er weer!’
Dichtbij de boerderij loopt een jongen. Hij heft zijn hoofd omhoog en luistert. Muziek? Het lijkt wel of het bij de boerderij van zijn vader vandaan komt. Wat zou er aan de hand zijn?
Hij vraagt een knecht: ‘Ik hoor muziek, waarom is dat? Wat is er aan de hand?’ ‘Uw broer is teruggekomen en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht. Er wordt feest gevierd omdat uw broer thuis is.
De jongen kijkt boos. Bah, een feest omdat z’n broer terug is. Nee, daar wil hij niet bij zijn. Zijn broer heeft feest gevierd, terwijl hij steeds hard heeft moeten werken.
Met een boos gezicht loopt hij rond, maar zijn vader zoekt hem op. ‘Kom jongen, kom naar binnen en eet met ons mee.’ De stem klinkt vriendelijk en liefdevol, maar de jongen luistert niet. ‘Ik heb altijd voor u gewerkt, en nooit heb ik een keer feest mogen vieren met mijn vrienden. Maar nu deze zoon terug is gekomen gaat u het gemeste kalf slachten. Uw zoon die zo met feest vieren uw geld opgemaakt heeft!’
‘Kind’, zegt de vader, ‘elke dag was je bij mij en al mijn spullen zijn voor jou. Je moet blij zijn omdat je broer teruggekomen is. Hij is gaan beseffen dat hij veel zonden heeft gedaan, dat het verkeerd was wat hij heeft gedaan. Hij is teruggekomen, hij heeft om vergeving gevraagd.’
Dit verhaal heeft de Heere Jezus verteld om de Farizeeën en ons iets te leren. Met de vader wordt God de Vader bedoeld. Wij mensen vluchten bij God vandaan, we doen steeds verkeerde dingen, waarmee we God verdriet doen. Maar… hoe zondig en slecht je ook bent, je mag altijd tot de Heere vluchten. Hij ziet zondaren en Hij trekt ze naar Zich toe. Al voordat je Hem kent, kent Hij jou.

Slotzin
God de Vader wacht ook op jou. Hij staat op de uitkijk. Hij wil je zonden vergeven en dan mag je Zijn kind zijn. Als dat gebeurt, is er blijdschap in de hemel.

Gespreksvragen
Wie worden er bedoeld met de vader, de jongste en de oudste zoon uit dit verhaal?
Denk nog eens terug aan het verhaaltje van het begin: bij Wie mag jij komen? Hoe kan dat dan? Wil je dat ook?
Waaraan kun je zien dat God de vader zoveel van zondaren houdt, dat Hij alles voor hen overheeft?

Samenvatting
Nog een gelijkenis vertelt de Heere Jezus. Een vader had twee zonen. Op een dag verlaat de jongste zoon zijn vader en trekt de wereld in. Daar maakt hij al zijn geld op. Als hij niks meer over heeft, moet hij werken tussen de varkens. Hij lijdt honger en denkt terug. Zelfs de knechten van zijn vader hebben het beter dan hij. Hij gaat terug naar huis. Daar staat zijn vader al op de uitkijk. De zoon belijdt dat hij verkeerd gedaan heeft en vraagt of hij als knecht mag werken. Maar de vader haalt zijn zoon blij binnen. Hij krijgt een schone mantel, nieuwe schoenen en een ring. Er wordt feest gevierd. De oudste zoon wil het feest niet meevieren. Hij zou ook wel eens zo'n feest voor zichzelf willen. De vader bestraft hem: 'U moet blij zijn, want uw broer was dood, en is weer levend geworden.

Vragen