Bijbelgedeelte: Genesis 27:41 tot 28:22

Context
Tegen het einde van zijn leven liet Izak Ezau een wildschotel klaarmaken, waarna hij hem wilde zegenen. Rebekka maakte voor Izak twee geitenbokjes klaar, die ze Jakob bij hem liet brengen. Door de dierenvellen en de geur van het veld werd Izak overtuigd en zegende hij Jakob. Ezau kreeg een aardse zegen en nam zich voor Jakob na het overlijden van zijn vader te doden.

Kerntekst
Genesis 28:15 En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik tot u gesproken heb.

Doelstellingen

De kinderen horen hoe Ezau Jakob haat.
Ze weten waarom hij naar zijn oom Laba gaat.
Ze beseffen dat het goed is om in vertrouwen op de Heere te leven.

Zingen

Psalm 56:1; 62:4; 65:1; 84:1; 121:1-4; 146:3
UMK - De avond valt / nu is een eind gekomen
ZB - Blijf bij mij Heer / Ga niet alleen door ’t leven / Hij die rustig en stil

Geloofsleer

HC vraag 104 - Het vijfde gebod
HC zondag 42 - Het achtste gebod
NGB art. 26 - Christus is voorspraak

Introductie
Droom je weleens? Soms droom je van iets dat je heel graag zou doen en dan is het in je droom net echt. Een andere keer droom je van iets engs. Dan is het ook net of het echt is. Als je wakker wordt, ben je de droom vaak vergeten. Een enkele keer weet je het nog een beetje, maar een droom komt niet uit.

Beginzin
‘Oh, maar dát mag niet gebeuren!’ Rebekka schrikt als ze hoort dat Ezau van plan is Jakob te doden. Zó boos is hij op Jakob om de zegen die Jakob kreeg. Ze denkt snel na. Wat kan ze doen? Ze weet het al!

Vertelschets

‘Izak, vind je het goed om Jakob naar mijn broer Laban te sturen, helemaal in Mesopotamië? Dan kan hij daar een vrouw vinden om mee te trouwen. Hij moet niet trouwen met een vrouw uit Kanaän.’ Izak is het met haar eens.
Izak roept Jakob en legt hem uit waarom hij die verre reis moet maken. Hij zegent hem nog een keer: De Heere zal voor hem zorgen. Hij zal zorgen dat hij een grote familie krijgt. Hij zal zorgen dat zijn familie altijd in dit land Kanaän zal wonen. De Heere Jezus zal uit zijn familie worden geboren.
Op een dag, als Ezau niet in de buurt is, neemt Jakob afscheid van zijn vader en moeder. Hij neemt wat brood en doet water in een leren zak en dan gaat hij weg. De hele dag loopt hij. Af en toe neemt hij een slokje water. Als hij bij een put komt, schept hij weer wat water in de zak. Soms loopt hij een eindje met een paar mensen mee en maakt hij een praatje. Soms loopt hij alleen en dan denkt hij na.
Over Ezau die hem wil doden. Hoe lang zal hij boos op hem blijven? Maar als hij helemaal bij zijn oom Laban is, zal hij veilig zijn. Dat is zo’n verre reis. Hoe lang zal hij daar moeten blijven? Zal hij Izak en Rebekka nog terugzien?
-Als hij al de hele dag gelopen heeft en het al bijna nacht is, ziet hij nergens een huis waar hij aan kan kloppen om te vragen of hij er mag slapen. Dan moet hij vannacht maar buiten slapen, dat kan best. Hij zoekt een steen waar hij zijn hoofd op kan leggen en trekt zijn mantel stevig om zich heen. Dan gaat hij liggen en hij valt na een poosje in slaap.
Hij droomt. Er is een trap. Maar wat is die trap hoog! Hij kijkt verder en verder omhoog: de trap komt tot in de hemel. Op de trap ziet hij een engel, nee, veel mee, een heleboel engelen lopen de trap op en af. Deze knechten van God lopen steeds op en neer.
Bovenaan de trap staat de Heere God. Hij praat tegen Jakob: ‘Ik ben de Heere, de God van Abraham en van Izak.’ Ja, de Heere is de God van zijn vader en van zijn opa. Maar de Heere is ook de God van Jakob. Wat heerlijk. Maar de Heere zegt nog meer: ‘Je familie zal zo groot worden, dat niemand ze kan tellen. Dit land geef ik aan je familie. Uit jouw familie zal de Heere Jezus worden geboren. Je hoeft niet bang te zijn want overal waar je bent, zal Ik voor je zorgen.’
Als Jakob wakker wordt, herinnert hij zich de droom. Wat een heerlijk droom! Wat is Jakob blij: de Heere is bij hem. Ook al moet hij nog zo’n lange reis maken, de Heere zal voor hem zorgen.
Dat zegt de Heere niet alleen tegen Jakob! De Heere zorgt ook voor jou. Elke dag wil Hij voor je zorgen en je helpen. Daar mag je ook elke dag om vragen. De Heere hoort je altijd als je bidt.
Jakob staat op en trekt en duwt net zo lang tot de steen waarop hij heeft gelegen rechtop staat. Dan giet hij er een beetje olie over heen. Hij noemt deze plaats Beth-El, huis van God. ‘Als ik hier terugkom, zal ik de Heere een offer brengen’, belooft hij.
Jakob eet nog wat en dan loopt hij weer verder. Af en toe kijkt hij om naar de steen en blij denkt hij terug aan wat er vannacht is gebeurd.
Maar ook als hij de steen niet meer kan zien, is hij nog blij. De Heere heeft immers gezegd dat Hij voor Jakob zal zorgen! Hij moet nog wel een lange reis maken, misschien is het best wel eens gevaarlijk, maar hij weet zeker dat de Heere met hem meegaat en voor hem zorgt.

Slotzin
De Heere wil ook voor jou zorgen, net als voor Jakob. Toen jij nog heel klein was en gedoopt werd, heeft de Heere dat al beloofd. Wat is dat een heerlijke belofte.

Gesprek
Waarom moest Jakob vluchten? Waarom zou hij niet mogen trouwen met een vrouw uit Kanaän? Waar ging hij heen? Wat droomde Jakob? Wat beloofde de Heere? Kwam die droom uit? Wanneer heeft de Heere jou iets beloofd?

Samenvatting
Na een vermoeiende tocht gaat Jakob slapen. Zomaar in het veld met zijn hoofd op een steen. Die nacht droomt hij van een ladder die tot in de hemel reikt. Engelen klimmen van boven naar beneden. In de droom spreekt God tot Jakob. De Heere zegt dat Hij de God van Abraham en Izak is. De Heere belooft dat dit land voor hem en zijn familie zal zijn. Hij zal voor Jakob zorgen, waar hij ook zal zijn. Hij zal tot een groot volk worden. 's Morgens giet Jakob een flesje olie over de steen als een offer aan God. Hij noemt de plaats Bethel. Na een lange reis komt hij in een vreemd land.

Vragen