Bijbelgedeelte: Handelingen 8:26-40

Context
Na de steniging van Stefanus en de verstrooiing van de gemeente is Filippus naar Samaria gegaan. Zijn verkondiging draagt vrucht. Dit gaat ten koste van de aanhang van Simon de tovenaar. Deze voelt zich ook aangesproken, gelooft, laat zich dopen, maar het blijkt hem om persoonlijk gewin te gaan. Apostelen uit Jeruzalem keren na hun bezoek aan Samaria terug. Filippus is dan nog in de stad.

Kerntekst
Handelingen 8:37 Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.

Doelstellingen

De kinderen leren dat het goed is zich door God, door de Heilige Geest, te laten leiden.
Ze beseffen dat het belangrijk is Gods Woord te begrijpen en uitleg te krijgen.
Ze zien dat het evangelie in steeds meer landen verkondigd wordt.

Zingen

Psalm 72:6; 87:3,4; 134:3
ZB - Roept uit aan alle stranden / Lam Gods, dat zo onschuldig / Kom tot Mij

Geloofsleer

HC zondag 11 en 12 - Jezus Christus
Doopformulier voor volwassenen, voor kinderen

Introductie
Lees met elkaar Jesaja 53:7 en 8, kopieer die teksten of schrijf ze op een groot vel papier. Bespreek dan met de kinderen de betekenis er van.

Beginzin
Het is midden op de dag. De zon staat op het hoogste punt; het is warm. Iedereen blijft rustig in huis. Straks, als het wat koeler wordt, zullen de mensen weer naar buiten komen.

Vertelschets

Kijk eens, daar gaat een deur open. Een man stapt naar buiten. Hij gaat de stad uit. Hm, hij neemt wel een vreemde weg. Blijkbaar moet hij naar Gaza, want daar gaat die weg heen. Maar waarom neemt hij niet de gewone weg? De weg langs de kust is altijd druk. Daar trekken handelslui langs met hun zwaar beladen kamelen, daar kom je mensen tegen. Hij gaat langs de woeste weg, waar hij vast niemand tegenkomt.
‘Filippus, ga naar de weg die naar Gaza leidt. Neem de woeste weg!’ Dat zei de Heere tegen Hem. Filippus heeft niet gevraagd waarom hij weg moet uit Samaria. Hij heeft hier een hele poos gepreekt. Heel veel mensen zijn tot geloof gekomen in de Heere Jezus.
Als het ergens goed gaat, wil je graag blijven. Maar Filippus aarzelt niet. Hij is meteen op pad gegaan. Zou jij dat niet moeilijk vinden?
Onderweg over het stille kronkelige pad vraagt Filippus zich misschien wel af wat er zal gebeuren.
Na een poosje hoort hij een geluid. Kijk, daar is een wagen. Je ziet zo dat die van een rijk iemand is. Het is een mooie wagen, achterin zit een voorname man. Als Filippus beter kijkt, ziet hij dat de man zit te lezen.
Eigenlijk snapt Filippus het meteen: voor deze man moest hij langs deze weg gaan. Hij weet het zeker als hij de stem van de Heilige Geest hoort: ‘Loop naar deze wagen toe!’
Hij hoort hoe de donkere man leest uit de boekrol die hij in zijn handen heeft. Verrast luistert hij naar bekende woorden: ‘een schaap… ter slachting; een lam …’ Maar dat zijn woorden uit het boek van de profeet Jesaja!
Hoe zou die man daar aan gekomen zijn? ‘Begrijpt u wat u leest?’ vraagt Filippus.
De man kijkt op. Hij is in Jeruzalem geweest. Hij heeft de prachtige tempel gezien. Wat heeft hij ver en lang moeten reizen om daar te komen. Maar hij was zo nieuwsgierig geworden naar de God van de Joden. In zijn verre land, waar hij voor de koningin werkt, heeft hij gehoord over die God. En op een dag is hij op reis gegaan. Voordat hij terugging, kocht hij deze boekrol.
‘Begrijpt u wat u leest?’ Nee! ‘Hoe zou ik het kunnen begrijpen! Ik heb iemand nodig die het me uit kan leggen. Komt u alstublieft bij me zitten en legt u het me uit.’
Filippus gaat naast de man zitten en begint te praten. De Heilige Geest helpt hem om het duidelijk uit te leggen. ‘Het gaat over de Heere Jezus…’ De man luistert aandachtig.
Zo legt de dominee op zondag ook de woorden van God aan ons uit. Hoe is het met jouw aandacht?
Het wordt steeds duidelijker voor de man. De Heilige Geest zorgt dat hij de woorden echt begrijpt. Even later komen ze voorbij water. ‘Kijk eens: daar is water! Is er iets waardoor ik niet gedoopt zou kunnen worden?’ Er is een groot verlangen in hem. ‘Als u gelooft met heel uw hart, mag u gedoopt worden.’ En dan belijdt de man: ‘Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.’
De wagen houdt stil. De twee mannen lopen naar het water en Filippus doopt hem. Het is een teken van de afwassing van zijn zonden. Voortaan mag hij in de dienst van God leven. Hij hoort bij de gemeente van de Heere.
Wat een blijdschap voelt de kamerling in zijn hart! Hij is vol van vreugde omdat hij de Heere heeft leren kennen, omdat hij gelooft dat Jezus zijn Zaligmaker is.
Filippus is niet meer bij hem. De Heilige Geest nam hem weg. Maar de kamerling mist hem niet. De Heere is immers bij hem.
Filippus mocht er zijn voor de kamerling. Voor wie mag jij er, soms, zijn?

Slotzin
Twee mannen, uit twee verschillende landen. Maar allebei volgen ze de Heere en hebben Hem lief. Jij komt uit weer een ander land. Heb jij de Heere ook lief?

Gesprek

Waarom moest Filippus weggaan uit Samaria. Hoe zou jij dat vinden, juist als het zo goed ging? Wat deed de kamerling in Jeruzalem. Uit welke boekrol las hij? Wat betekende dat? Betrek de verzen uit Jesaja 53 er nog even bij.
Waarom wilde de kamerling gedoopt worden?
Wat zegt de Heere eigenlijk tegen je door de doop?

Samenvatting
De Heere zegt tot Filippus dat hij naar een weg moet gaan van Jeruzalem naar Gaza. Hier gekomen, ziet Filippus een wagen met een belangrijke kamerling uit het Morenland. Hij is in Jeruzalem geweest om te aanbidden, maar nu weer op weg naar huis. Filippus hoort hem het bijbelboek Jesaja lezen. Op de vraag van Filippus of hij dit begrijpt, vraagt de man hoe hij dit zou kunnen als niemand het hem uitlegt? De man vraagt of Filippus op de wagen wil komen en hem wil onderwijzen wat deze woorden betekenen. Filippus verkondigt hem Jezus. Wanneer de wagen langs een water rijdt, vraagt de man of hij gedoopt mag worden. De apostel zegt dat als hij met zijn hart gelooft, dat dit mag. Hierop belijdt de kamerling dat hij gelooft dat Jezus Christus de Zoon van God is. Filippus doopt de man en wordt door de Geest weggenomen naar een andere plaats.

Vragen