Bijbelgedeelte: Lukas 2:40-52

Context
Lukas benadrukt helemaal aan het begin van zijn Bijbelboek direct dat zijn beschrijving van de levensgeschiedenis van de Heere Jezus volkomen betrouwbaar is. In het eerste hoofdstuk lezen we van de aankondiging en de geboorte van Johannes de Doper en zijn besnijdenis. Verder zijn de lofzangen van Maria en Zacharias opgenomen. In het tweede hoofdstuk, voorafgaande aan dit gedeelte, beschrijft Lukas de geboorte van de Heere Jezus, Zijn besnijdenis en naamgeving. Dan volgt de geschiedenis over de voorstelling aan God en Simeon en Anna. Daarna lezen wij niets over Zijn kindertijd, tot Hij in dit gedeelte 12 jaar oud is geworden. Dit is dan ook het enige Bijbelgedeelte waarin we iets lezen over Zijn kindertijd. Steeds is te zien dat bij het opgroeien het goede bij de Heere Jezus naar boven komt.

Kerntekst
Lukas 2: 49 Wist gij niet dat Ik moet zijn in de dingen van Mijn Vader?

Doelstelling

De kinderen zien dat de Heere Jezus geestelijk en lichamelijk ontwikkelt als elk ander kind, maar zonder zonden.
Zij zien de betekenis en het nut van het bezig zijn met de dingen van het Koninkrijk van God in.
Zij zien dat ook Jezus gehoorzaam is aan Zijn ouders (vijfde gebod), maar juist ook aan Zijn Hemelse Vader.

Zingen
Psalm 113-118; 120-134 (de liederen Hamaäloth, tijdens het opgaan naar Jeruzalem werden deze gezongen)
UMK - O volk, verdwaald, verloren
UAM - Heer’, wat wilt Gij dat ik doe?

Geloofsleer
HC vr. 104 - Het vijfde gebod
NGB art. 19 - De Godheid en mensheid van Jezus

Introductie
Bart is zijn moeder kwijtgeraakt in een groot warenhuis. Iemand brengt hem bij de infobalie. Daar roept een vriendelijke kassajuffrouw het om ‘Wil de moeder van Bart naar de infobalie komen? Wil de moeder van Bart naar de infobalie komen?’ En daar komt ze dan! Hoe zal Bart zich voelen als hij zijn moeder weer ziet?

Beginzin
Kijk, dáár ligt Jeruzalem, ziet Jezus. Wat is Hij blij. Nu Hij eindelijk 12 jaar is, mag Hij voor het eerst in Zijn leven mee naar Jeruzalem om het paasfeest te vieren.

Vertelschets

Vanaf nu mag Hij er ook bij zijn als er geofferd wordt in de tempel.
Jezus kijkt eens voor en achter Zich. Wat fijn dat er zoveel mensen in een lange stoet naar Jeruzalem lopen.
Altijd is Hij al graag bezig geweest met God, met de wet van Mozes, met de godsdienstlessen. Altijd is de Heere dicht bij Hem en Hij dicht bij de Heere. En nu… ziet Hij voor het eerst het huis van God!
Met heel Zijn hart zingt Hij mee: ‘Kom, ga met ons en doe als wij! Jeruzalem dat ik bemin, wij treden uwe poorten in!’
Na acht dagen, als het feest voorbij is, gaat er weer een lange stoet Jeruzalem uit. ‘Jozef, Jozef, heb je Jezus gezien?’ Maria kijkt Jozef verschrikt aan. ‘Oh, Hij zal wel vooraan de stoet lopen, bij de andere kinderen’, antwoordt Jozef.
Maar aan het einde van de dag heeft Maria Jezus nog steeds niet gezien. Ze wordt wat onrustig. ‘Zeg, heeft u Jezus misschien gezien?’ vraag ze aan verschillende familieleden en bekenden.
‘Nee’, is een aantal keer het antwoord, ‘ik heb ook niet op Hem gelet.’
‘Jozef, waar zou Hij toch zijn? Ik zie Hem nergens!’ Maria wordt nu wel erg bezorgd. Ook Jozef vindt het vreemd.
Ze zoeken tussen alle andere bekenden, maar zien Jezus niet. Ze vragen overal, maar niemand weet waar Jezus is. Steeds ongeruster wordt Maria. Het is al bijna donker.
‘Zou Hij misschien in Jeruzalem gebleven zijn?’ De volgende morgen reizen ze samen weer terug naar Jeruzalem en kijken de hele dag speurend rond. Is Hij misschien verdwaald onderweg?
Als Jozef en Maria moe zijn aangekomen in Jeruzalem zoeken ze eerst een slaapplek. De volgende morgen zoeken ze verder: ‘Heeft u onze zoon Jezus gezien?’ Tientallen straten lopen ze door, ze vragen het aan honderden mensen, maar nergens is Jezus.
‘We gaan bij de tempel kijken’ zegt Jozef. Bij de tempel zoeken ze eerst in de voorhof der heidenen. Daarna lopen ze door naar de zuilengang met de prachtige pilaren.
‘Jozef, dáár!’ Maria roept het uit van blijdschap. ‘Daar zit Hij!’ Ze rukt zich van Jozefs arm los en rent naar Jezus toe. Drie dagen hebben ze gezocht, en nu zit Hij hier rustig te praten met de Schriftgeleerden. Gedachten schieten door haar hoofd.
Wat kijken de Schriftgeleerden verbaasd naar Jezus? Ze zullen zich wel verbazen over wat Hij allemaal weet, over Zijn vragen en antwoorden, over Zijn verstand. Maar Maria is nu niet trots, nee, ze is boos.
‘Kind’ zegt ze, terwijl ze Jezus vastpakt, ‘je vader en ik hebben Je met angst in ons hart gezocht. Waarom heb Je ons dit aangedaan?’
Opeens stopt Maria met praten. Ze kijkt naar de ogen van Jezus die vol liefde staan, maar ook vol verdriet. ‘Hoe kan het dat u naar Mij hebt gezocht? Wist u dan niet dat Ik moest zijn in de dingen van Mijn Vader?’
Tegelijk draait Jezus zich om en loopt met Maria mee. Zonder mopperen, zonder tegen te sputteren, gewoon gehoorzaam. Terug naar Nazareth.

Slotzin
Maria denkt er nog veel over na. Jezus in het midden van de leraren van de wet. In het huis van Zijn Vader. Daar hoort Hij thuis!

Gesprek
Zie je verschillen de manier waarop jij kind bent, en het kind-zijn van de Heere Jezus?
Hoe ben jij bezig met de dingen van de Hemelse Vader? Geef eens wat voorbeelden. Hoe kunnen we dat ook samen doen, hier op zondagsschool?
Wat kunnen we leren van de gehoorzaamheid van de Heere Jezus? Vind jij het moeilijk om je vader en moeder te gehoorzamen?

Samenvatting
Als de Heere Jezus twaalf jaar is, mag Hij voor het eerst mee naar Jeruzalem omdat het Pascha is. Zonder dat Jozef en Maria het weten, blijft Jezus in Jeruzalem. Zij denken dat Hij met familie mee loopt, maar 's avonds kunnen ze Hem niet vinden. Ongerust gaan ze terug naar Jeruzalem om Hem te zoeken. Pas drie dagen later vinden ze Hem in de tempel. Hij luistert naar de leraren en stelt veel vragen. Iedereen is verbaasd dat Hij zoveel weet. Maria vertelt dat ze Hem overal gezocht hebben. De Heere Jezus weet dat Hij de Zoon van God is. De tempel is het huis van Zijn Vader en daar wil Hij zijn. Hij gaat mee terug naar Nazareth en is gehoorzaam aan Maria en Jozef.

Vragen