Leswijzer 4.3 - Priester

Zingen: Psalm 40:4

Brandofferen, noch offer voor de schuld,
Voldeden aan Uw eis, noch eer.
Toen zeid' ik: "Zie, ik kom, o HEER;
De rol des boeks is met Mijn naam vervuld.
Mijn ziel, U opgedragen,
Wil U alleen behagen;
Mijn liefd' en ijver brandt:
Ik draag Uw heil'ge wet,
Die Gij den sterv'ling zet,
In 't binnenst' ingewand."

Psalmen
22:1, 6; 69:1; 110:4.

Liederen
Gele Bundel: 120; 121; 159.

Levensvragen

• Wat heb ik over voor… (mijn toekomst, een ander)?
• Hoeveel moeite mag het je kosten om een doel te bereiken?
• Ik heb iemand nodig, wie kan mij helpen?
• Wie wil voor mij gaan? Kan iemand in mijn plaats gaan?

Doelstellingen

1. Je weet wat het betekent dat Jezus Priester is.
2. Je weet wat ‘voorbede doen’ en ‘pleiten’ is.
3. Je weet waarom je moet bidden.

Hoofdlijnen

Levensvraag
Wat mag het je kosten?
Iemand hulp aanbieden doen we graag en makkelijk. Maar wat gebeurt er in ons als die ander dan een heel grote hulpvraag stelt? Opeens beseffen we dat we wel hulpvaardig willen overkomen, maar terugdeinzen als het ons echt iets gaat kosten. Als we er tijd, vrijheid en welvaart voor moeten opofferen. Dan kijken we al gauw om ons heen of er niet iemand anders is die het beter kan doen.

Bijbel
Wat kostte het Jezus?
In Gethsémané staat de Heere Jezus voor het zwaarste deel van Zijn taak. Vrijwillig had Hij ‘ja’ gezegd op de vraag van Zijn Vader of Hij verloren zondaren wilde gaan redden. Hoeveel had Hij er in Zijn leven al niet voor opgeofferd? Nu nadert het moment van het grootste offer: het moeten sterven als een offerlam. Het is een ontzaglijke verzoeking voor Hem: Hij lijdt grote angsten en zweet zelfs bloed. Zal Hij nu terugdeinzen? Nee! Hij zoekt en vindt kracht bij Zijn Vader en offert Zich volkomen op.

Geloofsleer
Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood moet sterven.
Opofferen betekent jezelf of iets van jezelf opgeven ten dienste van een ander. Jezus offerde Zichzelf op, in opdracht van de Vader. Het kostte Hem alles, opdat zondaren door Hem het eeuwige leven zouden krijgen.

Verbinden

Gespreksvragen

1. Waar moet je aan denken bij het woord ‘opofferen’?
2. Wie heeft er wel eens iets voor een ander opgeofferd?
3. Wie heeft er wel eens iets voor jou opgeofferd?
4. Wanneer zou je iets voor iemand opofferen?
5. Wat is het verschil tussen jezelf opofferen of iets opofferen?
6. Wat mag het je (uiterlijk) kosten als je iets moet opofferen?
7. Stel je voor dat je iets voor iemand moet opofferen die het niet verdiend heeft, die jou pijn heeft gedaan of gewoon schuldig is. Wat zou je dan doen?

Stellingen

1. Ik heb alles over voor mijn beste vriend(in).
2. Ik los mijn problemen altijd zelf op.
3. Een ander je probleem laten oplossen, is zwak.
4. Als ik ergens voor ga, ga ik ervoor. Wat het ook kost.
5. Voor iemand die ik niet mag, heb ik niets over.
6. Als ik iets voor iemand doe, wil ik er iets voor terug.

Dit is belangrijk!
Ronald heeft zin in maandag. Hij kan dan kampioen worden met zijn team. Ze moeten tegen de nummer een en ze móéten winnen. Gelijk spelen kan niet, want zij hebben een beter doelsaldo.

Ronalds vader is boer en heeft het altijd erg druk op maandag. Ronald belt een vriend van hem en vraagt of hij maandag wil helpen, zodat hij zeker weet dat hij naar de wedstrijd kan. Soms moet hij zijn vader namelijk helpen, omdat maandag de vaste schoonmaakdag is.

Als hij maandagochtend opstaat om naar school te gaan, ziet hij zijn vader beneden zitten. “Ronald, jongen, ik ben ziek. Zou jij misschien vanavond thuis kunnen blijven om thuis te helpen?” Ronald schrikt. “Pap, ik heb vanavond die wedstrijd, hè! Ik kan echt niet thuisblijven. Sorry, maar ik kijk daar echt al heel lang naar uit en het is heel belangrijk…!” Zijn vader is even stil. “Ik weet het, jongen. Maar ik zou het echt heel fijn vinden als je thuisblijft. Ik voel me te zwak om iets te doen en anders loopt de hele planning voor deze week in de soep. Ik weet dat ik veel van je vraag, maar zou je het willen doen?” Ronald denkt na. Deze wedstrijd is echt belangrijk voor hem, maar zijn vader in de steek laten kan hij eigenlijk ook niet maken. Kan er niet iemand voor hem in de plaats gaan?

Gespreksvragen:

1. Stel je voor dat je Ronald bent. Wat doe je?
2. Waarom is het zo moeilijk voor hem?
3. Wat heeft dit met opofferen te maken?
4. Hoe zou jij je voelen als je Ronald bent?
5. Stel je voor dat zijn vader hem altijd slecht behandelt. Hoe zou dat de situatie veranderen?

Wat offer jij op voor een ander?
Opofferen willen we wel doen, maar het ligt er dan wel aan voor wíé we dat moeten doen en wát we dan moeten doen.
Bedenk voor jezelf wat het grootste is wat iemand eens voor jou heeft opgeofferd.

Beantwoord dan de volgende vragen:

1. Waarom deed diegene dat?
2. Was je het waard?
3. Zou je het terugdoen?
4. Wat deed het met je?
5. Wat betekent diegene nu voor je?

Bespreek daarna in groepen of plenair de uitkomsten.

Liefde kost je jouw leven
Dieren lijken soms wel meer te weten van opofferen dan wij. Opofferen heeft het woord ‘offer’ in zich. Je doet iets voor een ander, terwijl het tegen jezelf ingaat, want het liefste denk je goed om jezelf. Het kost je veel, het is een offer. In dit filmpje gaat het over een moedergazelle die haar jong beschermt tegen een jakhals.

Bekijk de video en beantwoord daarna de vragen.

Gespreksvragen

1. Waarom beschermt de moedergazelle haar jong?
2. Waarom kan je hier wel of niet spreken van opofferen?
3. Waarom is het dapper wat de moedergazelle doet?

Ware liefde
In Oosterwolde wordt een raam voorzichtig opengemaakt. Twee overvallers dringen het huis binnen en halen dat overhoop. In de woonkamer achter een schilderij treffen ze een kluis aan, maar de sleutel kunnen ze nergens vinden, dus maken ze de bewoners wakker. De bewoners schrikken enorm. “W… w… we hebben geen sleutel. Het is antiek! Alstublieft, doe ons geen kwaad!”

De twee overvallers kijken elkaar aan. Ze schudden hun hoofd, als teken dat ze het niet geloven. De ene overvaller pakt zijn mes en grijpt de man beet: “Hé, ouwe! Jij zegt nu waar die sleutel is, of ik doe je wat!” De vrouw gilt het uit en haar schreeuw gaat door merg en been. Omdat de andere overvaller bang is dat er mensen op afkomen, slaat hij haar hard tegen haar hoofd. “Mond houden!” De man, die met een mes op het bed wordt vastgehouden, weet zich met gevaar voor eigen leven los te krijgen en probeert de vrouw te beschermen. De twee overvallers, die inmiddels sirenes aan horen komen, slaan uit frustratie erop los en rennen vervolgens weg, de donkere nacht in. De twee bewoners laten ze bewusteloos achter.

De twee overvallers worden later opgepakt en de twee bewoners moeten getuigen in de rechtbank. Volgens officier van justitie heeft de man (de bewoner) ’ware liefde’ voor zijn vrouw getoond. „Deze meneer vertelde dat hij zijn vrouw wilde beschermen. Een dappere vent, maar als hij vertelt over zijn vrouw, schiet hij helemaal vol. Hij vond dat hij tekortschoot, dat hij zijn vrouw onvoldoende beschermde. Ware liefde zou ik zeggen.”

Gespreksvragen

1. Waarom beschermt de man zijn vrouw?
2. Waarom zou de man zijn vrouw wel of niet beschermen?
3. Wat zou jij doen als je die man was?
4. Waarom kan je hier wel of niet spreken van een offer?

Beloofd!
“Peter! Wat is dit? Kom eens naar beneden!” Peter loopt met een bonkend hart naar beneden. Zijn rapport is vandaag binnengekomen, maar hij heeft de afgelopen tijd bijna geen cijfers thuis verteld. Nu ziet zijn moeder het en die is natuurlijk boos.

“Peter, dit kan echt niet jongen. Ik weet dat je het kunt en dat zei de meester vorig jaar ook! We spreken nu af dat je je best gaat doen en elke dag van 7 tot 8 uur ’s avonds gaat leren. Oké?” De teleurgestelde blik in de ogen van zijn moeder is moeilijk om aan te zien. Hij weet dat hij niet goed zijn best heeft gedaan en dat hij wel beter kan. Nou ja…, laat hij het dan maar doen. Voor zijn moeder. Zij is het wel waard. “Is goed, mam”. Peter belooft het en gaat weer naar boven.

In de weken die volgen merkt Peter dat het best wel lastig is om zijn belofte te houden. Vrienden vragen hem regelmatig om rond half 8 komt voetballen; zijn favoriete programma begint altijd om 7 uur; hij heeft vaak geen zin om huiswerk te maken; na het eten heeft hij vaak een dipje en voelt hij zich erg moe. Allemaal dingen die Peter niet aan zag komen toen hij zijn moeder beloofde om elke dag een uur huiswerk te maken. Hij moet vaak ‘nee’ zeggen tegen zijn vrienden en mist daardoor best vaak leuke dingen.

Op een dag staat Peter voor een lastige keuze: hij krijgt een appje van zijn vriend. Zijn ouders hebben een jacuzzi gekocht en hij vraagt of Peter bij hem langs komt. Vooral dat laatste zinnetje dat zijn vriend hem stuurt, zet hem aan het twijfelen: ‘Of kan je soms weer niet omdat je huiswerk moet maken?’ Bah. Straks raakt hij nog vrienden kwijt door die stomme belofte. Maar ja, hij heeft het wel beloofd en hij houdt veel van zijn moeder. Wat moet hij doen? Had hij maar nooit die belofte gedaan…

Gespreksvragen

1. Stel je voor dat je Peter was: Wat doe je?
2. Waarom vindt Peter het zo lastig?
3. Wie herkent deze situatie in zijn eigen leven?
4. Hoe ver zou Peter moeten gaan om zijn belofte te houden?
5. Wat heeft dit te maken met ‘opofferen’?

Voor de complete les- en leerwijzer verwijzen we u naar de producten.