Bijbelgedeelte: Jeremia 32:6-15 en Ezra 1

Context
De legers van Nebukadnezer, de koning van Babel belegeren de stad Jeruzalem. Jeremia had het volk en de koning in de naam van de HEERE gewaarschuwd dat ze zich moesten onderwerpen en overgeven aan de koning van Babel. Jeruzalem zal vallen en het volk zal weggevoerd worden. Maar de koning wil deze boodschap niet horen en laat Jeremia gevangennemen. In de gevangenis krijgt Jeremia dan een wonderlijk verzoek.

Kerntekst
Jeremia 29: 10 Want zo zegt de HEERE: Zekerlijk, als zeventig jaren te Babel zullen vervuld zijn, zal Ik ulieden bezoeken, en Ik zal Mijn goed Woord over u verwekken, u wederbrengende tot deze plaats.

Doelstelling

• De kinderen laten zien dat de Heere Zelf Zijn beloften vervult.
• Ze weten dat de Heere betrouwbaar is in Zijn bedreigingen en in Zijn toezeggingen, in vloek en zegen.
• Ze beseffen dat de oproep tot wederkeer en bekering vraagt om geloof.

Zingen

• Psalm 77:5,6; 126:1,2; 137:1,3
• ZB - Kom tot Mij / Al waren uw zonden als scharlaken / Nooit kan ’t geloof te veel verwachten

Geloofsleer

• DL I, 4 en 6 - Wel of niet geloven
• DL II, 5 - Bevel van bekering en geloof
• HC vraag 69 - Heilige Doop

Introductie
Je komt thuis met een flinke portie strafwerk. Nadat de meester je verschillende keren gewaarschuwd had, bleef er niets anders over dan een uur corvee en zeker een uur strafwerk schrijven thuis. Morgen moet het klaar zijn, dus dat is flink doorwerken, want vanavond heb je ook nog club.
De volgende dag neemt de meester je even apart. Hij controleert je strafwerk, het is in orde. ‘Wat mij betreft zetten we er een punt achter, maar pas de volgende keer wat beter op.’ Met een schouderklop laat de meester je gaan. Je bent blij dat het zo is afgelopen, want eigenlijk kun je heel goed met hem opschieten. Opgelucht ga je naar je vrienden en doet de eerste dagen extra je best.

Beginzin
Herkenbaar? Eigenlijk was het nu ook zo met het volk van Juda. De Heere had hen weggevoerd in de ballingschap vanwege hun zonden. Maar nadat ze de straf gedragen hadden, mochten ze terugkeren naar hun land.

Vertelschets

• Gestommel. Grendels verschuiven. De deur gaat open. Jeremia’s ogen moeten wennen aan het heldere daglicht. De cipier komt binnen. Hij heeft iemand bij zich. Hé, dat lijkt zijn neef Hanámeël wel. Ja, hij is het.
• ‘Ik heb een verzoek, Jeremia. Zou jij mijn veld, dat bij Anathoth is, willen kopen? Anders zal ik het moeten verkopen en zal het in vreemde handen komen. Jij, als mijn neef, hebt het recht van lossing.’ Wat een vreemd verzoek, denkt Jeremia. Wie denkt er nu aan het kopen van een akker? Wij zitten hier opgesloten binnen de muren van Jeruzalem. Wat maakt het nu uit van wie die akker is? Je kunt er nu toch niets mee. En straks zal het volk weggevoerd worden naar Babel, dan moeten we al onze bezittingen, ook onze akkers achterlaten.
• Maar Jeremia weet dat dit een bevel van de Heere is. De Heere had Jeremia laten weten dat Hanámeël tot hem zou komen met dit verzoek. Daarom gaat Jeremia er op in en koopt de akker.
• Er worden getuigen bijgehaald en Jeremia weegt het geld nauwkeurig af: zeventien zilveren sikkelen. Er wordt een koopcontract in duplo opgesteld en ondertekend door Jeremia en de getuigen. Eén ervan wordt verzegeld bewaard als bewijs. De andere is voor de koper. Alles wordt zo volgens de voorschriften van de wet geregeld.
• Baruch krijgt de opdracht de brieven in een aarden vat te doen, zodat ze goed bewaard blijven.
• Wat heeft dit alles toch te betekenen? Wel, de Heere wil hiermee laten zien dat er een tijd zal komen dat de inwoners van Jeruzalem weer akkers zullen bezitten en bewerken. Jeruzalem zal wel vallen. Het volk zal weggevoerd worden. De straf op de zonde van het volk zal voltrokken worden. Maar daarna zal de Heere gedenken aan Zijn verbond. Gods beloften zullen in vervulling gaan.
• Hoe dan? Daar zorgt de Heere Zelf voor! Zo zal de Heere altijd zorgen dat Zijn werk doorgaat. Hij regeert!
• Hij gebruikt daar nu Kores voor. Kores is de vorst van het Perzische rijk. Dit is de nieuwe wereldmacht geworden, nadat het Babylonische rijk ten onder is gegaan.
• Door het hele koninkrijk van Kores gaan boden. Wat hebben ze toch te vertellen? ‘Wie is er hier van het volk van Juda? Jullie mogen terug naar Jeruzalem. Ik wil dat jullie de tempel weer opbouwen. God zij met jullie.’ Wat, horen ze dat goed? Is dit werkelijkheid of dromen ze?
• Hoe komt Kores daar zo bij? Is het soms een valstrik? Nee, de Heere is hem verschenen en heeft hem deze opdracht gegeven. De Heere had al door de profeten beloofd dat het volk na 70 jaar terug zou keren en nu is de tijd aangebroken. En dan moeten daar zelfs de wereldmachten aan meewerken. Het volk moet weer terug, de tempel herbouwd, want de Messias moet komen!
• ‘Ga je ook mee? Nee hoor, het is mij te ver. En bovendien hoe zullen we het land aantreffen? Alles is vernield. Al onze bezittingen zullen wel verdwenen zijn. Het is mij veel te onzeker. We hebben het hier toch ook goed? Nee, ik blijf mooi hier.’
• Daar gaan ze! Het is een lange stoet van zo’n 50.000 mensen. Zie je wat ze allemaal bij zich hebben? Goud, zilver, goederen en beesten. Hoe komen ze daar toch allemaal aan? Wel, ook daar heeft Kores voor gezorgd. Iedereen die niet mee terug gaat naar Jeruzalem, jood of heiden, moest van zijn bezittingen afstaan. Bovendien moest ieder nog een vrijwillige gift geven voor de tempelbouw.
• En alle schatten van de tempel, die Nebukadnezar meegenomen had uit Jeruzalem, geeft Kores terug. Hij overhandigt ze aan Sesbázar, de vorst van Juda.
• Het wordt een lange reis naar Jeruzalem, het is ongeveer 1400 kilometer. Lopend doe je daar ongeveer 3,5 maand over. Maar wat zal er een vreugde geweest zijn onderweg. Terug naar Jeruzalem! De Heere is hen niet vergeten.

Slotzin
God gedenkt aan Zijn beloften en zal ze Zelf vervullen. Hoe is dat in jouw leven? Zijn er in jouw leven ook beloften die nog op vervulling wachten?

Gesprek

• Wat wordt er in de doop beloofd?
• Hoe wordt dat vervuld? Voor iedereen? Waarom niet? Hoe komt dat? Zie ook vers 5. Wat vraagt dat van jou?
• De Heere regeert. Merk je dat nu nog? Hoe?

Samenvatting
Tijdens het beleg van Jeruzalem zit Jeremia gevangen in de voorhof van het paleis. Het volk wil hem niet horen. Zijn neef vraagt hem als losser zijn akker te kopen. Omdat het een bevel van de Heere is, bewilligt Jeremia hier in. Ze sluiten de overeenkomst en bewaren de akte in een aarden pot. Juda zál terugkeren. Later beveelt koning Kores de herbouw van de tempel. Vele Joden keren terug; ze krijgen goederen mee, evenals de tempelschatten.

Vragen

1. Waarom wil het volk Jeremia niet horen? Loog hij?
2. Wat is een losser?
3. Waarom was dit zo'n bijzondere opdracht?
4. Waarom is het zo opmerkelijk dat Kores Israël terug laat gaan?
5. Weet je nog van een heidens leider die meewerkte aan de uitvoering van Gods plan? Wie?