Bijbelgedeelte: Mattheüs 26:31-35 en 69-75

Context
In de hof van Gethsémané is de Heere Jezus gevangen genomen. De discipelen zijn gevlucht. De overpriesters en Schriftgeleerden brengen Jezus voor Kajafas, de hogepriester.

Kerntekst
Johannes 13:38 De haan zal niet kraaien, totdat gij Mij driemaal verloochend zult hebben.

Doelstelling

De kinderen weten dat Jezus alwetend is.
Ze begrijpen dat Petrus op zichzelf vertrouwde toen hij zei bij Jezus te blijven.
Ze beseffen dat alleen geloof in Christus kracht geeft Hem te volgen.
Ze worden opgeroepen het leven bij Jezus te zoeken.

Zingen

Psalm 6:2; 25:4; 31:11; 116:1
ZB - Kom tot Mij

Geloofsleer

HC vraag 127 De zesde bede
DL 5, 3 en 7 God houdt de zondaar vast
DL 5, 11 God is getrouw

Introductie
‘Karlien, die vaas is veel te zwaar voor jou!’ Lachend kijkt Karlien naar mama. ‘Nee hoor, ik kan het best!’ Wat denkt mama wel, ze is al groot, hoor. Ze mag toch ook de tafel dekken? Ze luistert niet als mama nog een keer zegt dat ze de vaas moet laten staan. Ze pakt hem stevig in allebei haar handen en wil hem van de tafel tillen. Meteen voelt ze dat mama wel gelijk had. Zwáár is die vaas. Koppig zegt ze: ‘Ik kan het!’ Ze sjort de vaas omhoog en doet een stap, maar dan klettert de vaas uit haar handen op de vloer. Het water stroomt over de tegels en de vaas is kapot. De bloemen liggen zielig tussen de scherven.
Ze dacht dat ze het wel kon…

Beginzin
Het is stil geworden in de zaal. De discipelen hebben met de Heere Jezus de paasmaaltijd gegeten. De Heere Jezus heeft hun brood en wijn gegeven en gezegd dat ze dit Avondmaal voortaan telkens moeten vieren. ‘Dan moeten jullie aan Mij denken’, zei Hij.

Vertelschets

‘Vannacht zullen jullie Mij in de steek laten!’ zegt de Heere Jezus dan ineens. ‘Jullie willen vannacht niet bij Mij blijven’, gaat Hij verder.
Jezus weet immers precies wat er zal gebeuren vannacht. Hij weet álles.
De mannen kijken elkaar aan. Hoe kan de Heere Jezus nou denken dat ze Hem zullen verlaten? Ze horen bij Hem. Dan loop je toch niet weg!
Petrus is de eerste die wat zegt. ‘Nou, misschien zullen de anderen U wel in de steek laten, maar ik zal U nooit verlaten!’ Het is alsof hij zegt: ‘Wat denkt U wel. Hoe zou ik nou toch bij U weg kunnen gaan.’
Jezus kijkt hem aan en zegt: ‘Luister goed, Petrus. Het is écht waar. Vannacht zul je Mij verloochenen. Voordat de haan kraait, zul jij drie keer hebben gezegd dat je Mij niet kent.’
Ongelovig kijkt Petrus naar de Heere Jezus. Dit is écht niet waar. Hij houdt zoveel van de Heere Jezus. Dat zal hij zal nooit zeggen. ‘Meester, al zou ik samen met U moeten sterven, dan nog zou ik bij U blijven.’
Dan klinken ineens ook de stemmen van de andere discipelen door de zaal: ‘Ja Heere, wij blijven bij U! We laten U niet in de steek.’
Maar de Heere Jezus kent hen. Hij weet dat mensen zo vaak denken dat ze sterk zijn en Hem kunnen volgen. Maar ze hebben Hem nodig.
Daarna zijn ze met elkaar naar de hof van Gethsémané gegaan. Daar bidt de Heere Jezus. Zijn discipelen vallen in slaap. Daar hebben de soldaten Hem gevangen genomen. De discipelen zijn weggerend. Hebben ze Hem niet in de steek gelaten? Petrus ook niet?
Petrus is wel achter de soldaten aangelopen. Niet te dichtbij. Stel je voor dat de soldaten hem zouden zien en ook mee zouden sleuren. Uit de verte is hij gevolgd. Hij heeft goed gekeken waar ze zijn Meester heen brachten.
En het is hem gelukt om binnen te komen! Hij zit beneden bij het vuur, weggedoken in zijn mantel. Dan zullen ze niet zo gauw zien wie hij is. Hij ziet hoe boven in de opperzaal de Schriftgeleerden en Kajafas de Heere Jezus ondervragen.
‘Hé, ik ken jou! Jij was ook bij die Jezus uit Nazareth’. Iemand stoot hem aan en verschrikt kijkt Petrus op. Heeft iemand hem herkend? Als dat maar goed gaat. ‘Nee hoor, ik ken Hem helemaal niet. Ik weet niet wat je bedoelt.’ Maar hij zit niet rustig meer. Hij wil eigenlijk weg hier. Hij gaat in de richting van de poort.
Maar, hij zou toch Zijn Meester niet alleen laten? Hij zou toch bij Hem blijven?
‘Kijk eens! Die man daar: die hoort ook bij Jezus!’ Petrus ziet een uitgestrekte arm, een vinger wijst naar hem. ‘Echt waar’, zegt het meisje tegen een ander, ‘hij is het.’ Boos roept hij: ‘Hoe kom je er bij. Ik zeg toch dat ik Hem niet ken! Geloof me nou maar, ik zweer het.’
Nou wil Petrus toch echt snel weg hier. Hij voelt zich helemaal niet op zijn gemak. Maar voor hij de poort door kan lopen, hoort hij voor de derde keer een stem. ‘Nou en of je bij die Jezus hoort. Je bent een Galileeër, ik hoor het aan je praten.’ Petrus vloekt en zweert. ‘Ik ken die Mens niet!’ Zijn stem klinkt minachtend.
Maar dan! Luister! Er kraait een haan. Het geluid scheurt door de oren van Petrus. De haan kraait … En precies waar de Heere Jezus hem voor gewaarschuwd had, is gebeurd.
‘Vannacht zul je mij verloochenen, in de steek laten. Voordat de haan kraait, zul jij drie keer hebben gezegd dat je mij niet kent.’ Petrus hoort de stem van Jezus weer in zijn hart.
Wat vreselijk! Hij kijkt omhoog, naar de opperzaal. Hij kijkt recht in de ogen van de Heere Jezus.
In zijn hart voelt Petrus een groot, een diep verdriet. Hij draait zich om en met gebogen schouders loopt hij weg. De tranen stromen over zijn wangen.

Slotzin
Maar de Heere Jezus staat daar. Hij weet wat er met Hem zal gebeuren. Hij zal straks sterven, ook voor de zonden van Petrus. Petrus mag bij Hem komen, met zijn zonden. Jij mag bij Hem komen met jouw zonden. ‘Kom naar Mij toe en je zult leven.’

Gesprek
Waarom heb ik eerst het verhaaltje van Karlien verteld, denk je? Wat zei de Heere Jezus tegen Petrus? Wat vind je van het antwoord van Petrus? Wat zou jij dan zeggen? Wat gebeurde er bij Kajafas? Zou jij naar binnen gaan? Waarom zei Petrus dat hij de Heere Jezus niet kende? Wanneer dacht hij aan wat de Heere Jezus zei. Wat gebeurde er toen? Wat vind je van het eind van deze geschiedenis?

Samenvatting
Petrus komt het huis binnen waar de Heere Jezus voor de hogepriester staat. Hij wil graag weten wat er met Jezus gaat gebeuren. Hij gaat op de binnenplaats bij het vuur staan. Een dienstmeisje herkent hem en zegt: 'U bent ook een discipel van Jezus!' Petrus ontkent het en zegt: 'Ik ken Hem niet!' Wel drie keer zegt hij die nacht dat hij Jezus niet kent en hij vloekt en zweert er zelfs bij. Opeens kraait de haan. De Heere Jezus draait zich om en kijkt Petrus aan. Petrus vlucht snikkend het huis uit. Hij heeft zijn Meester verloochend.

Vragen