Bijbelgedeelte: Johannes 21:1-17

Context
De Heere Jezus is na Zijn opstanding twee keer verschenen aan de discipelen. Eén keer zonder Thomas en één keer met Thomas erbij. Na Zijn opstanding heeft Jezus de discipelen de opdracht gegeven om naar Galilea te gaan. Daar zijn ze nu.

Kerntekst
Johannes 21:7 Het is de Heere

Doelstellingen

De kinderen zien dat Jezus na Zijn opstanding opnieuw verschijnt aan de discipelen.
Ze zien dat de Heere Jezus doet wat Hij belooft.
Ze weten dat de Heere Jezus goed is en zonden wil vergeven.

Zingen

Psalm 9:1; 75:1; 105:1; 136:4
OMK - De vissers visten heel de nacht
ZB - Groot is Uw trouw / Heer ik kom tot U / O Heer’ Die onze Vader zijt / Wees ook jij een discipel

Geloofsleer

HC zondag 17 - De opstanding van Christus

Introductie
Neem een stuk visnet mee of teken op een groot vel papier een visnet. Maak van papier een stuk of zes visjes. Vertel de kinderen dat Jezus op aarde veel wonderen heeft gedaan. De Heere Jezus kan alle dingen doen. Pak een visje en zeg: Ik weet dat de Heere Jezus een man die niet kon lopen weer beter gemaakt heeft.’ Schrijf op de vis: ‘een lamme genezen’. Vraag aan de kinderen of ze weten welke wonderen Jezus nog meer gedaan heeft. Schrijf dat wonder op een visje en laat het kind dat op het net leggen.

Beginzin
Wat duurt het toch lang. Zwijgend zitten er zeven discipelen bij elkaar. Hier bij het meer van Galilea moesten ze wachten. Hij zóu komen. En als Jezus het zegt, dan doet Hij het ook. Maar wat duurt wachten lang!

Vertelschets

Dan staat Petrus op: ‘Ik ga vissen, wie gaat er met me mee?’ Vissen, ja dat kunnen ze allemaal goed, dat vinden ze fijn. Hier in het meer van Galilea zwemt ook veel vis. Allemaal willen ze wel mee. Samen lopen ze naar de boot. Ze maken alle spullen voor het vissen klaar. De netten, de sleepnetten, de boot. Zo kunnen ze het water op.
Het is nacht geworden. Wat zullen ze veel vissen vangen. ’s Nachts kun je de meeste vissen vangen. Na een poosje halen ze de netten omhoog. Hoeveel vis zou er in zitten? Ze kijken goed. Maar wat is dat? Het hele net is leeg. Er zit niet één visje in. Hoe kan dat nu? Snel gooien ze het net weer in het water. Nog maar een keer proberen. Even later kijken ze weer of ze al iets gevangen hebben. Al weer zit er helemaal niets in het net. Wat is dat toch? Nog een klein poosje en dan is de nacht alweer voorbij. En ze hebben nog helemaal niets gevangen!
Dan opeens horen ze een stem. Het komt van de kant. Aan de kant staat een Man. ‘Hebben jullie ook iets te eten?’ roept Hij. ‘Nee’, zeggen ze. Ze zijn moe geworden van het vissen en ze hebben niets gevangen.
‘Gooi het net eens aan de andere kant van de boot in het water’, zegt de Man. De discipelen doen het. Ze weten dat dat eigenlijk niet de goede kant is. Aan die kant vang je toch nooit veel vis? Toch doen ze wat die Man zegt. Samen gooien ze het net in het water aan de andere kant van de boot.
En even later… o kijk eens, het hele net zit boordevol met vissen. Wat veel! Ze kunnen het net niet omhoog trekken zo vol zit het met vissen. Wat een groot wonder. Johannes kijkt naar de Man Die op de kant staat. Ja, nu weet hij het zeker. Het is de Heere Jezus, hun Meester. Alleen Hij kan zo’n groot wonder doen.
‘Het is de Heere’, zegt hij tegen Petrus. En Petrus? Zo snel hij kan wil hij naar de Heere Jezus toe. Snel stapt hij het water in en zwemt naar de kant. Naar zijn Meester. Ook de andere discipelen komen snel met het bootje naar de kant. Jezus is weer bij hen. Hij is weer naar hen toe gekomen. Precies zoals Hij gezegd had. De Heere doet altijd wat Hij belooft. Wat heerlijk dat ze nu weer even zo dicht bij Jezus mogen zijn. Dat Hij echt is opgestaan. Hij is niet meer gestorven, maar Hij leeft!
Samen trekken ze het bootje op de kant. Met z’n allen trekken ze ook het net met al de vissen op de kant. Wat zijn het er veel. En het net is niet eens gescheurd van al die vissen. Daar heeft de Heere ook al voor gezorgd. De discipelen danken de Heere voor Zijn trouwe zorg.
Aan de kant heeft Jezus een vuurtje gemaakt. Ze komen er allemaal bij zitten. Er ligt al vis en brood op het vuurtje. Daar heeft de Heere Jezus Zelf al voor gezorgd. Ze mogen met Hem eten. Hij zegent het eten en breekt het brood.
Ook Petrus zit erbij. Hij kijkt verdrietig. Zou hij nog wel een knecht van de Heere Jezus mogen zijn? Wat heeft hij de Heere veel verdriet gedaan. Hij is bij Hem weggerend, hij heeft de Heere alleen gelaten en hij heeft Hem wel drie keer verloochend. Drie keer heeft hij gezegd dat hij niet bij de Heere hoorde. Wat erg.
Dan vraagt Jezus: ‘Simon Petrus, heb jij Mij lief?’ Petrus kijkt de Heere Jezus aan: ‘Heere, U weet alle dingen, U weet dat ik U liefheb.’ Dan vraagt Jezus het nog een keer en nog een keer. Wel drie keer. En drie keer zegt Petrus: ‘Ja Heere, U weet dat ik U liefheb.’ ‘Petrus, jij mag toch Mijn knecht nog zijn. Je mag toch nog aan alle mensen over Mij gaan vertellen.’
Wat kijkt Petrus blij. De Heere wil zijn erge zonden vergeven. Wat heerlijk is dat. Hij mag toch nog bij de Heere horen. Voor altijd.

Slotzin
De Heere wil ook al onze zonden vergeven. Net als bij Petrus. Hij vraagt ook aan ons: ‘Heb je Mij lief?’

Gesprek
Waarom waren de discipelen bij het meer van Galilea? Wat wil Petrus gaan doen? Vangen ze veel vissen in de nacht? Wie roept er naar hen? Wat zegt die Man? Doen ze dat ook? Wat gebeurt er dan? Luister jij ook altijd naar de Heere Jezus? Hoe kun je dat doen?
Wat vraagt de Heere aan Petrus? Mag Petrus toch nog Zijn knecht zijn? Heb jij de Heere ook al lief met heel je hart? Probeer je dan ook naar Hem te luisteren?

Samenvatting
De discipelen zijn gaan vissen. Ze hebben een nacht gevist, maar niets gevangen. Dan staat Jezus op de oever, maar ze herkennen Hem niet. Hij vraagt hen of ze wat te eten hebben. 'Nee', is het antwoord. Hij zegt dat ze het net aan de andere kant uit moeten gooien. Het net raakt boordevol met vissen. Dan ziet Johannes dat het de Heere Jezus is en hij zegt het tegen Petrus. Petrus bedenkt zich niet en springt het water in om naar Jezus toe te gaan. Daar heeft Jezus al een vuurtje gemaakt, met vis erop. De vissen worden geteld: 153. Dan nodigt de Heere Jezus hen tot de maaltijd. Na het eten vraagt Hij Petrus: 'Simon, Zoon van Jonas, hebt u Mij liever dan dezen?' Petrus antwoordt dat de Heere Jezus weet dat hij Hem liefheeft. Nog een keer vraagt de Heere Jezus het, en zelfs een derde keer. Steeds antwoordt Petrus dat de Heere Jezus weet dat hij van Hem houdt. Petrus krijgt drie keer de opdracht om als herder te kudde van de Heere Jezus te hoeden.

Vragen