Bijbelgedeelte: Markus 6:45-56

Context
De wonderbare spijziging heeft plaatsgevonden. Het is avond geworden en de Heere Jezus dwingt Zijn discipelen naar Bethsaïda te varen. Hij stuurt de mensen naar huis en dan gaat Hij zelf te voet naar Bethsaïda. Daar neemt Hij afscheid van de discipelen. Hij geeft ze de opdracht om naar Kapernaüm te gaan als Hij lang wegblijft. Na verloop van tijd doen ze dat.

Kerntekst
Markus 6:51
En Hij klom tot hen in het schip en de wind stilde; en zij ontzetten zich bovenmate zeer in zichzelven, en waren verwonderd.

Doelstellingen

De kinderen zien de almacht van de Heere Jezus.
Ze beseffen dat de Heere Jezus de enige Redder in nood is.
Ze worden opgeroepen te belijden dat Jezus de Zoon van God is.

Zingen

Psalm 75:1; 116:1; 121:1,4; 130:1
ZB - Als g’in nood gezeten / Blijf bij mij Heer’ / Hij die rustig en stil / O Heer Die onze Vader zijt / ‘k Stel mijn vertrouwen

Geloofsleer

NGB art 10 - Dat Jezus Christus waarachtig en eeuwig God is.
NGB art 29 - Van het onderscheid en de merktekenen der ware en valse kerk.

Introductie
Wat is Joost blij. Nog één nachtje slapen en dan mag hij met vader mee. Hij heeft er zo’n zin in. Zijn vader is visserman en nu mag Joost met hem mee. Het is toch vakantie dus hij hoeft niet naar school. En ja hoor, een paar dagen later vaart het schip over het water. Joost vindt het geweldig. Wat is de zee toch mooi. Hij wil later ook visserman worden. ’s Avonds wordt het donker en Joost mag dan gaan slapen in het schip. Maar na een poosje wordt hij wakker. Wat hoort hij toch? Wat een lawaai. Stemmen die schreeuwen maar ook hoort hij de golven tegen het schip slaan. Joost kijkt naar buiten. O, wat een wind. ‘Papa, papa’ roept hij. Maar zijn vader hoort het niet. ‘Papaaa…’ Joost wordt steeds banger…
Dan even een kort gesprekje. Joost is bang, waarom? Zou zijn vader nog komen? Vast wel. Wat doe je als je bang bent?

Beginzin
‘Kom op, laten we gaan!’ Petrus kijkt de andere discipelen aan. ‘Gaan jullie mee?’
De anderen kijken naar Petrus en knikken. Ja het wordt tijd.

Vertelschets

De discipelen hebben goed naar de Heere Jezus geluisterd. ‘Als het te lang duurt voordat ik terug kom, dan moeten jullie alvast maar naar de overkant varen.’ En Hij is nu al zo’n poos weg.
Ja, de Heere Jezus wilde graag een poosje alleen zijn. Hij had het ook zo druk gehad. Er zijn altijd zoveel mensen die naar Hem komen luisteren. Er komen zoveel zieke mensen die graag beter willen worden. Als Hij alleen is, kan Hij goed met Zijn vader praten.
Doe jij dat ook wel eens? Zoek jij ook wel eens een plekje op waar je alleen bent, zodat je rustig kunt bidden? De Heere Jezus had het nodig. Voor jou is het ook nodig. Elke dag.
De discipelen stappen in de boot en varen het meer op. Het is al helemaal donker. Het is nacht geworden. Er is een harde wind op het meer. Dan kun je niet zo fijn varen. Ze gaan ook helemaal niet zo snel vooruit. En het gaat steeds harder waaien.
Hoe hard ze ook roeien, ze komen maar niet aan de overkant. Het stormt zo hard en de golven zijn zo hoog.
Maar dan ineens stoot Johannes Andreas aan. Hij fluistert: ‘Kijk daar, zag jij dat ook?’ Zijn gezicht staat vol angst. Andreas kijkt en hij geeft een harde schreeuw. ‘Kijk..’ Alle discipelen turen over het water of zij ook zien wat Andreas zag. En ja hoor, daar is het weer. O, de discipelen beginnen te schreeuwen van angst. ‘Een spook, een spook!’
Over het water komt inderdaad Iemand naar hen toegelopen. Hoe kan dat? Wie kan er nu op het water lopen? Is het echt een spook? Dat denken de discipelen wel. Maar nee, dat kan niet. Spoken bestaan niet.
Maar de Man komt toch steeds dichterbij. O, wat zijn de discipelen bang. Ze kruipen tegen elkaar aan en ze schreeuwen en schreeuwen.
Maar dan klinkt er plotseling een stem: ‘Wees maar niet bang, Ik ben het.’ Het is de Heere Jezus Die daar over het water naar hen toekomt. Vanaf het land heeft Hij gezien dat de discipelen het schip niet vooruit konden roeien. Hij zag hoe hard het waaide en Hij wilde Zijn discipelen helpen. Over het water is Hij naar hen toe gelopen. Zo laat Hij zien dat Hij God is.
Wat heerlijk dat Hij nu zo dichtbij is, nu ze zo bang zijn. Hij zal voor hen zorgen, Hij zal bij hen zijn. Gelukkig, nu zijn de discipelen ook niet bang meer. De Heere Jezus klimt bij de discipelen in het schip. Plotseling is het stil op het water. De storm is weg. Met open mond kijken de discipelen de Heere Jezus aan. Wat zijn ze verbaasd. Wat is de Heere Jezus machtig. Wat is Hij groot. De storm is weg, hun bangheid is weg. ‘U bent de Zoon van God’, zeggen ze tegen de Heere Jezus.
Met z’n allen varen ze verder naar de overkant. Daar gaan ze uit het schip. En gelijk is het weer zo druk. Zoveel mensen komen bij Jezus. Ze zijn allemaal ziek of hebben iemand bij zich die ziek is. En de Heere Jezus maakt ze allemaal beter. Geloof je dat Hij de Zoon van God is?

Slotzin
Ben jij wel eens ziek, of verdrietig of bang misschien? Ga maar naar de Heere toe. Hij wil je helpen. Hij wil voor je zorgen. Wat is dat fijn hé?

Gesprek
Wat moesten de discipelen doen als de Heere Jezus lang zou wegblijven? Wat gebeurt er als ze op het meer zijn? Waarom worden ze ineens zo bang? Wie is het die op het water loopt? Wat gebeurt er met de storm? Ben jij wel eens bang geweest? Wat mag je doen als je bang of verdrietig of ziek bent?

Samenvatting:
Als de Heere Jezus meer dan vijfduizend mensen te eten heeft gegeven, moeten de discipelen het Meer van Galilea overvaren. Jezus gaat op een berg om te bidden. Het stormt op het meer en de discipelen komen bijna niet meer vooruit. De Heere Jezus loopt over het water naar het schip. Als de discipelen Hem zien, schrikken ze ontzettend. Hij zegt hen niet bang te zijn en klimt in het schip. De storm stilt. Aan de andere kant van het meer trekken ze door het land waar de Heere Jezus velen geneest.

Vragen